Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Eiser is geboren op [datum] 1985 en heeft de Russische nationaliteit. Eiser heeft op 13 april 2022 asiel aangevraagd.
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Rusland werkte voor de [universiteit] in Moskou. Met de komst van het nieuwe afdelingshoofd is eiser ontslagen, omdat eiser in een gesprek met het afdelingshoofd vertelde dat hij niet achter president Poetin stond. Daarnaast werkte eiser voor het [bedrijf] . Eiser ontwikkelde daar sportwapens. Eiser is ook gevraagd om oorlogswapens te ontwikkelen maar hij weigerde dat. Om die reden is eiser herhaaldelijk bedreigd met de dood door zijn baas [naam 2] , zakenman [naam 3] (van de FSB) en eenmalig door [naam 4] . Eiser is vervolgens gevlucht uit Rusland. Eiser vreest bij terugkeer voor zijn oude werkgever en de FSB. Ook vreest hij te worden gemobiliseerd om alsnog gedwongen oorlogswapens te ontwikkelen.
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Ontslag universiteit wegens politieke voorkeur;
3. Bedreigingen [bedrijf] ;
4. Discriminatie wegens Oekraïense achternaam.
Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt niet geloofwaardig dat eiser is ontslagen bij de universiteit. Verweerder gelooft wel dat eiser heeft gewerkt voor de universiteit, maar zijn ontslag heeft hij niet met documenten of zijn verklaringen aannemelijk gemaakt. Daarnaast gelooft verweerder niet dat eiser anderhalf jaar is bedreigd. Zo heeft eiser niet onderbouwd dat hij heeft gewerkt bij [bedrijf] . Ook vindt verweerder niet logisch dat eiser zo lang is bedreigd en daaraan nooit uitvoering is gegeven. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde bedreigingen te herleiden zijn tot de Russische autoriteiten omdat eiser Rusland nadien legaal is uitgereisd. Verder volgt verweerder dat eiser in Rusland is gediscrimineerd vanwege zijn Oekraïense achternaam. Maar dat heeft volgens verweerder niet geleid tot een ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden voor eiser in Rusland. Verder overweegt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer gemobiliseerd zal worden. Eiser heeft ook anderszins niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.Tot slot heeft verweerder bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek.
6. Eiser voert daartegen aan dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte als ongegrond heeft afgewezen. Het ontslag van eiser is niet schriftelijk bevestigd. Hij kan om die reden geen documenten van zijn ontslag overleggen. Verweerder kijkt te veel met een ‘Westerse bril’ naar zijn asielaanvraag. Daarnaast heeft verweerder de bedreigingen bij [bedrijf] ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn werkzaamheden schermafdrukken van zijn laptop van onder andere foto’s en e-mails overgelegd, waaruit zijn activiteiten voor [bedrijf] blijken. Eiser had verder geen schriftelijk maar een mondeling contract. Dat er nooit uitvoering is gegeven aan de bedreigingen komt omdat eiser een onmisbare spil was in het ontwikkelen van sportwapens voor het bedrijf. Voor zover eiser bekend, is er niemand die lichtgewicht wapens kan ontwikkelen zoals hij. Verder wordt aan eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij niet heeft aangetoond dat [naam 2] en [naam 4] verbonden zijn aan de FSB. Immers, de FSB in Rusland houdt toezicht op alle bedrijven die wapens produceren. Daarnaast had verweerder, gelet op de samenwerkingsverplichting, hiernaar onderzoek moeten laten doen met een individueel ambtsbericht. Verweerder werpt verder ten onrechte tegen dat een acute vluchtreden voor eiser ontbrak. Eiser wilde legaal uitreizen zodat zijn gezin de mogelijkheid zou krijgen om hem na te reizen. Verder verwacht eiser niet zozeer dat hij bij terugkeer zal worden gemobiliseerd en naar het front zal worden gestuurd, maar hij vreest dat hij gedwongen wordt wapens en bommen te ontwikkelen vanwege zijn specialistische kennis. Tot slot vindt eiser dat ten onrechte geen uitstel van vertrek is verleend om medische redenen. Hij wijst erop dat verweerder al bekend was met zijn psychische problemen.
De rechtbank overweegt als volgt.
7. Verweerder heeft niet ten onrechte niet geloofwaardig gevonden dat eiser is ontslagen bij de universiteit en dat zijn ontslag verband houdt met zijn politieke voorkeur. Verweerder heeft in dat verband kunnen overwegen dat eiser zijn ontslag niet met documenten heeft onderbouwd. Verweerder heeft dat opmerkelijk kunnen vinden omdat eiser verder goed gedocumenteerd is. Eisers verklaring dat het voor eiser vanwege de huidige situatie in Rusland niet meer mogelijk is om documenten te verkrijgen, heeft verweerder niet hoeven volgen. Immers, dat verklaart niet waarom eiser een dergelijk document niet heeft gekregen op het moment van zijn ontslag. Ter zitting heeft verweerder daaraan nog kunnen toevoegen dat ook uit openbare bronnen het ontslag van eiser niet blijkt. Verweerder heeft verder kunnen vinden dat het opmerkelijk is dat eiser zich ten overstaan van het nieuwe afdelingshoofd kritisch heeft uitgelaten over Poetin terwijl eiser wist dat hij pro-Poetin was. Eisers verklaring dat zijn afdelingshoofd uiteindelijk toch wel achter eisers politieke voorkeur zou komen, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Bovendien overweegt verweerder terecht dat dat niet rijmt met eisers verklaring dat hij juist terughoudend was in het uiten van zijn politieke mening en dat hij bekend was met de risico’s van negatieve uitlatingen over de Russische overheid. De door eiser overgelegde brief van voormalig afdelingshoofd [naam 5] leidt niet tot een ander oordeel. Uit de brief volgt namelijk niet dat eiser is ontslagen vanwege het publiekelijk uiten van zijn politieke mening.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte de gestelde bedreigingen bij [bedrijf] ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft geen documenten, zoals een contract of salarisstrook, overgelegd om te onderbouwen dat hij voor dit bedrijf gewerkt heeft. Verweerder heeft niet hoeven volgen dat eiser een mondeling contract had en zijn salaris contant uitbetaald kreeg. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij bij zijn indiensttreding de afspraak had gemaakt dat hij één procent van de opbrengst van de verkoop van de wapens zou krijgen. Verweerder heeft het ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiser die afspraak op geen enkele manier heeft laten vastleggen. Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat uit de inhoud van de door eiser overgelegde documenten niet blijkt dat eiser gewerkt heeft voor [bedrijf] . De beroepsgrond van eiser dat hij tijdens het nader gehoor ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om de documenten op zijn laptop over te leggen leidt niet tot een ander oordeel. Niet gebleken is dat eiser nog andere documenten over kon leggen dan hij al heeft gedaan. Ook met zijn verklaringen heeft eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is bedreigd. Eiser zou van december 2019 tot maart 2022 zeer regelmatig zijn bedreigd. Verweerder heeft het merkwaardig kunnen vinden dat gelet op de duur van de bedreigingen nooit uitvoering is gegeven aan deze bedreigingen. Eisers verklaring daarvoor dat hij onmisbaar was voor het bedrijf, heeft verweerder niet hoeven volgen. Eiser heeft immers ook bijna anderhalf jaar geweigerd om mee te werken aan de ontwikkeling van wapens voor het leger. Bovendien is niet gebleken dat het gezin van eiser problemen heeft ondervonden, terwijl de bedreigers wel op de hoogte zouden zijn van eisers adres. Tot slot heeft verweerder in dat verband kunnen tegenwerpen dat niet valt in te zien dat eiser stelt dat hij al sinds januari 2021 werd bedreigd, terwijl hij pas in april 2022 Rusland heeft verlaten.
9. Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gestelde bedreigingen bij [bedrijf] zijn te herleiden tot de FSB. Verweerder heeft in dat verband allereerst niet ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft gewerkt bij [bedrijf] en dat hij daar is bedreigd. Daarnaast heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser zowel in januari 2021 als in april 2022 legaal Rusland is uitgereisd. Dat duidt er niet op dat eiser daadwerkelijk wordt gezocht door de autoriteiten. Gelet op deze conclusies heeft verweerder geen individueel ambtsbericht hoeven op te vragen om na te gaan of de gestelde bedreigers van eiser banden zouden hebben met de FSB.
10. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in Rusland zal worden gemobiliseerd. Verweerder heeft in dat verband terecht betrokken dat uit de door eiser overgelegde kopie van zijn militaire boekje blijkt dat hij op 11 juli 2007 is afgekeurd. Verweerder heeft verwezen naar het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 28 oktober 2022 over Rusland waarin staat dat eiser daarmee onder de categorie valt die geen oproep meer ontvangt. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 mei 2024volgt bovendien dat het oproepen van reservisten niet op grote schaal plaatsvindt. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser geen individuele omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat juist hij een reëel risico loopt op een mobilisatieoproep. Eisers stelling dat hij vanwege zijn kennis zal worden opgeroepen voor het gedwongen maken van oorlogswapens heeft verweerder niet hoeven volgen. Verweerder heeft er in dat verband terecht op gewezen dat eiser niet is opgeroepen toen hij nog in Rusland verbleef, terwijl de oorlog op dat moment al gaande was. Ook is niet gebleken dat eiser nadien een oproep heeft ontvangen.
11. Verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat de door eiser ondervonden discriminatie vanwege zijn Oekraïense achternaam niet maakt dat eiser moet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft verklaard dat hij op zijn werk negatieve opmerkingen kreeg van collega’s vanwege zijn achternaam. Verweerder heeft terecht bepaald dat deze ondervonden problemen niet een zodanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden hebben opgeleverd dat het voor eiser onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Dat blijkt ook uit het gegeven dat eiser heeft gewerkt, een eigen woning had en dat niet is gebleken dat hij beperkt toegang had tot medische hulp.
Uitstel van vertrek om medische redenen.
12. Verweerder heeft op 27 mei 2024 eiser bericht dat hij voornemens is om medisch onderzoek op te starten op grond van de door eiser ingebrachte medische documenten in beroep. Deze stukken betreffen een e-mail van een medewerker van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, waaruit volgt dat er een melding is binnengekomen van het COaover suïcidale uitingen van eiser en een brief van psychiater [naam 6] van de GGZvan 8 februari 2024.
13. Bij aanvullend besluit van 31 mei 2024 is aan eiser voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw. Het terugkeerbesluit zoals uitgevaardigd in het bestreden besluit wordt daarmee opgeschort en de vertrektermijn komt te vervallen. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep mede betrekking op dit besluit.
14.
De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Aan eiser is namelijk bij aanvullend besluit van 31 mei 2024 voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw, op basis van medische informatie die eiser pas in beroep heeft overgelegd. Dat verweerder al eerder bekend was met psychische problemen van eiser, neemt niet weg dat pas in beroep duidelijk is gemaakt dat hij daarvoor moest worden behandeld door een psychiater.