ECLI:NL:RBDHA:2024:12767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
NL 24 22728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voorlopig verblijf en belangenafweging onder artikel 8 EVRM

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin het bezwaar van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ongegrond is verklaard. Eisers, een Syrisch echtpaar, hebben hun aanvragen ingediend op basis van gezinsleven met hun zoon, die in Nederland een asielvergunning heeft. De rechtbank heeft op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan na behandeling van het beroep op 1 augustus 2024. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging door de minister niet deugdelijk is uitgevoerd. De rechtbank stelt vast dat er wel degelijk gezinsleven aanwezig is, maar dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangen van eisers niet zwaarder wegen dan het algemene belang van Nederland. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van de uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eisers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22728

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer 1] , en

[eiseres], eiseres, V-nummer: [V-nummer 2]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigden: mr. S. Berg en mr. L.S. Hartog).

Inleiding

In het besluit van 15 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ongegrond verklaard.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 op een zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Ook was aanwezig [naam 1] , referent. Als tolk is verschenen [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [datum 1] 1963 en [datum 2] 1968 en hebben de Syrische nationaliteit. Referent is de zoon van eisers. Hij heeft op 1 april 2021 een asielvergunning gekregen in Nederland. Vervolgens heeft hij op 3 juni 2021 ten behoeve van de overkomst van zijn ouders bij verweerder mvv’s aangevraagd voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’.
2. In het besluit van 15 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. In dit besluit staat het volgende. De identiteit van eisers is aannemelijk gemaakt. Tussen eisers en referent is sprake van gezinsleven omdat referent een jongvolwassene is in de zin van het beleid (onderdeel B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000). Het belang van eisers om bij referent in Nederland te verblijven weegt echter niet op tegen het algemene belang van Nederland (zie hierna).
3. Eisers hebben bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 3 april 2024 is referent gehoord door de ambtelijke hoorcommissie van verweerder. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Dit betekent dat verweerder zijn standpunt niet heeft veranderd.
Standpunten
4. In het bestreden besluit heeft verweerder de volgende belangenafweging gemaakt. In het voordeel van eisers weegt dat er sprake is van familieleven met referent, dat het niet mogelijk is om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen omdat referent een asielvergunning heeft, en dat er geen sprake is van openbare ordebezwaren. Er zijn echter diverse aspecten die in het nadeel van eisers wegen en die de doorslag geven. De intensiteit van het gezinsleven is volgens verweerder namelijk afgenomen. Referent heeft sinds zijn komst naar Nederland stappen richting zelfstandigheid gezet. Hoewel hij sinds 2023 onder bewind staat en ambulante begeleiding krijgt, is hij daarvóór al zelfstandig gaan wonen en in zijn eigen onderhoud gaan voorzien. Referent heeft in Nederland een sociaal netwerk en is niet afhankelijk van zijn ouders. Het contact tussen eisers en referent kan dan ook op afstand blijven plaatsvinden. Daarnaast zijn eisers nog nooit in Nederland geweest, terwijl zij wel een sterke band hebben met Syrië. Ten slotte weegt mee dat Nederland een restrictief toelatingsbeleid heeft en dat eisers na overkomst ten laste zouden komen van de Nederlandse economie.
5. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij voeren het volgende aan. Verweerder miskent dat referent er juist niet in slaagt om zelfstandig te worden. Hij is verslaafd geraakt aan gokken en aan alcohol, en hij is in de schulden terecht gekomen. Om erger te voorkomen, is hij onder bewind gesteld en krijgt hij ambulante begeleiding. Zonder deze hulp kan hij niet functioneren. Zijn woonruimte heeft hij niet zelf gevonden, maar is aan hem toegewezen door de gemeente. Referent is bijna aan de grond geraakt vanwege het gemis van zijn ouders. Contact op afstand is dan ook niet voldoende. Dat het contact de afgelopen vier jaar op afstand heeft plaatsgevonden, is noodgedwongen en komt door de lange duur van de procedures bij verweerder. Hoewel referent een broer heeft in Nederland en met enige regelmaat uit gaat, heeft dit zijn teloorgang niet kunnen voorkomen. Er is dan ook geen sprake van een noemenswaardig sociaal netwerk. Dat referent liever geen hulp krijgt van een psychiater en dat hij via het Nederlandse sociale systeem een uitkering krijgt, betekent nog niet meteen dat verweerder mag tegenwerpen dat geen sprake is van medische en financiële afhankelijkheid. Dat eisers een sterkere binding hebben met hun land van herkomst, nog nooit in Nederland zijn geweest en na overkomst ten laste zouden komen van de economie is inherent aan deze procedure en geldt voor alle gezinsherenigingsaanvragen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit in het specifieke geval van eisers doorslaggevend zou moeten zijn.
6. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit handhaaft. De stelling dat het slechter is gegaan met referent vanwege het gemis van zijn ouders, is afgezien van zijn eigen verklaringen nergens onderbouwd. Referent heeft op 11 april 2024 tijdens de bezwaarfase een clientplan van Pactum (een instelling voor ambulante begeleiding) overgelegd. Daaruit blijkt dat er andere oorzaken zijn, namelijk eisers impulsieve karakter en zijn moeite om regels en gewoonten in Nederland te accepteren. Aangezien referent niet onder behandeling staat en geen geld ontvangt van zijn ouders, is er geen sprake van medische of financiële afhankelijkheid. Ook is niet aangetoond dat hij voor een sociaal netwerk afhankelijk is van zijn ouders. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat referent op termijn in zijn eigen onderhoud en dat van zijn ouders kan gaan voorzien. Verweerder mag daarom het economisch belang ten nadele meewegen, net als het restrictieve toelatingsbeleid. Uit vaste jurisprudentie volgt dat er sprake is van een ruimere beoordelingsmarge bij een verzoek om eerste toelating.
7. Tijdens de zitting hebben eisers en verweerder over en weer op elkaars standpunten kunnen reageren. De rechtbank zal het bestreden besluit toetsen aan de hand van de beroepsgronden.
Oordeel van de rechtbank
8. In artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden staat dat iedereen recht heeft op bescherming van zijn gezinsleven. Het is in deze zaak geen geschilpunt dat er tussen eisers en referent gezinsleven aanwezig is. Dit betekent echter nog niet meteen dat eisers een verblijfsvergunning in Nederland moeten krijgen. Dat is pas het geval als de belangen van eisers zwaarder wegen dan het algemene belang van Nederland. Verweerder moet een evenwichtige afweging maken van deze belangen, waarbij hij alle relevante aspecten moet meewegen. Daarbij heeft hij wel een beoordelingsmarge. Om die reden toetst de rechtbank de uitkomst van de belangenafweging enigszins terughoudend. Wel toetst de rechtbank zonder terughoudendheid of alle relevante aspecten zijn meegewogen.
9. Niet in geschil is dat in het kader van deze belangenafweging in het voordeel van eisers weegt dat er sprake is van gezinsleven, dat referent vanwege zijn asielvergunning niet naar Syrië kan gaan om het gezinsleven daar uit te oefenen, en dat er geen openbare ordebezwaren zijn.
10. Verweerder kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat op geen enkele manier aannemelijk is gemaakt dat referent aan lager wal is geraakt vanwege het gemis van zijn ouders. In het op 11 april 2024 door referent aan verweerder overgelegde clientplan van Pactum wordt inderdaad benoemd dat referent impulsief is en moeite heeft om zich aan te passen aan de Nederlandse gebruiken. Maar ook blijkt duidelijk uit dit document dat referent wordt belemmerd in zijn ontwikkeling vanwege berichten over zijn familie in Syrië, waardoor hij van slag raakt. De rechtbank wijst hierbij op de pagina’s 3 en 4 van het plan. Hier wordt beschreven dat referent er op dagelijkse basis mee worstelt dat zijn familie in Syrië in een ellendige situatie verkeert. Verweerder heeft gelet hierop niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij ervan uitgaat dat referent stappen naar zelfstandigheid heeft gezet, en waarom hij in de belangenafweging zwaar gewicht heeft toegekend aan een afname van de intensiteit van het gezinsleven tussen eisers en referent.
11. Hieruit vloeit voort dat verweerder in de belangenafweging ook teveel gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat het contact tussen eisers en referent sinds de komst van referent naar Nederland in mei 2020 op afstand plaatsvindt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de lange duur van deze procedure niet in het nadeel van eisers mag worden uitgelegd. Verweerder heeft er namelijk bijna drie jaar over gedaan om op de aanvraag en het bezwaar te beslissen.
12. Uit het clientplan van Pactum volgt verder dat referent zich vaak verveelt, dat hij afgezien van sporten weinig om handen heeft en dat zijn horecabezoek zijn sociale netwerk niet bevordert aangezien hij het lastig vindt om op een goede manier met drank om te gaan. Een broer van referent woont in [plaats] en verder is het sociale netwerk van referent in Nederland zeer beperkt, aldus het plan. Gelet hierop heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij in de belangenafweging ten nadele van eisers meeweegt dat referent in Nederland een sociaal netwerk heeft.
13. Op pagina 11 en 12 van het bestreden besluit weegt verweerder ten nadele van eisers mee dat referent zichzelf in staat acht om voor zijn ouders te zorgen. Verweerder overweegt hierbij dat er mogelijk sprake is van een afhankelijkheid van referent aan de zijde van eisers. Dit laat verweerder vervolgens buiten beschouwing met de toelichting dat het jongvolwassenenbeleid uitsluitend betrekking heeft op de vraag welke afhankelijkheden er zijn aan de zijde van referent. De rechtbank ziet niet in welke plaats deze overweging heeft in het kader van de belangenafweging. De vraag of het jongvolwassenenbeleid van toepassing is, ziet namelijk niet op de belangenafweging maar op de voorafgaande vraag naar het bestaan van gezinsleven. Dat er gezinsleven is tussen eisers en referent is in deze zaak echter niet in geschil. Voor zover er inderdaad sprake is van afhankelijkheid van referent aan de zijde van eisers, heeft dit betekenis voor de intensiteit van het gezinsleven en heeft verweerder dus ten onrechte in de belangenafweging geen gewicht toegekend aan dit aspect.
14. Verweerder mag volgens vaste jurisprudentie in het nadeel van eisers meewegen dat het gaat om een verzoek om eerste toelating, dat Nederland een restrictief toelatingsbeleid heeft en dat de komst van eisers gevolgen zou hebben voor de Nederlandse economie. Maar aangezien gelet op het voorgaande niet goed in kaart is gebracht wat precies in het voordeel van eisers weegt, moet ook opnieuw worden beoordeeld hoe zwaar deze aspecten precies wegen in het specifieke geval van eisers.
Conclusie
15. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsvereiste van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit geheel in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder moet namelijk een nieuwe integrale belangenafweging maken. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
16. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld). Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 187 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op om opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750 (zeventienhonderdvijftig euro) aan proceskosten aan eisers;
 bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187 (honderdzevenentachtig euro) aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 12 augustus 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.