ECLI:NL:RBDHA:2024:12779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.27834
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om rechterlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiser op 6 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 mei 2022 was ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 5 januari 2024 alsnog op de asielaanvraag is beslist. Eiser heeft vervolgens op 17 januari 2024 laten weten dat hij het beroep handhaaft. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de minister van Asiel en Migratie inmiddels inwilligend heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer in het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit. Eiser heeft daarnaast verzocht om een rechterlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten. De rechtbank concludeert dat, omdat de aanvraag is ingewilligd, de noodzaak voor het vaststellen van een rechterlijke dwangsom vervalt.

Desondanks kan de rechtbank wel een proceskostenvergoeding toekennen, omdat het bestuursorgaan aan eiser tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, maar veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiser tot het genoemde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27834

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 6 september 2023 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 mei 2022.
Op 5 januari 2024 is alsnog op de asielaanvraag van eiser beslist.
Bij bericht van 17 januari 2024 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Verweerder heeft inwilligend beslist op de asielaanvraag van eiser. Nu hiermee tegemoet is gekomen aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit, heeft eiser in zoverre geen procesbelang meer.
2. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een rechterlijke dwangsom nu verweerder niet tijdig tot een besluit is gekomen en verzocht om vergoeding van proceskosten.
3. De rechtbank stelt vast dat eisers aanvraag inmiddels is ingewilligd. Hiermee vervalt de noodzaak tot het vaststellen van een rechterlijke dwangsom, op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
4. Het oordeel van de rechtbank beperkt zich tot een uitspraak over de proceskostenvergoeding. Ook wanneer een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, is een proceskostenveroordeling mogelijk. Dit is in het bijzonder het geval als het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepsschrift is tegemoetgekomen. Gelet op wat hiervoor in overweging 3 is overwogen, doet deze situatie zich hier voor.
5. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 12 augustus 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.