ECLI:NL:RBDHA:2024:12788

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.20122
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdig beslissen op opvolgend beroep in asielprocedure leidt tot niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Verzoeker had eerder, op 23 juni 2023, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, wat door de rechtbank gegrond werd verklaard. De rechtbank had verweerder, de minister van Asiel en Migratie, opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak te beslissen op de aanvraag, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 7.500. Op 11 juli 2023 heeft verzoeker opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, terwijl de eerste dwangsom nog niet was volgelopen. Verweerder heeft op 18 december 2023 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft verzocht.

De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het opvolgend beroep niet-ontvankelijk is, omdat het niet tijdig was ingesteld voordat de maximale dwangsom was volgelopen. De rechtbank benadrukt dat het indienen van een nieuw beroep tegen het niet tijdig beslissen afdoet aan de rechtskracht van de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de prikkel voor verweerder om een besluit te nemen nog steeds aanwezig was ten tijde van het indienen van het nieuwe beroep, maar dat dit niet voldoende was om het beroep ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20122

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 23 juni 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, het door verzoeker ingestelde beroep inzake NL23.9636 tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na bekendmaking van de uitspraak op de aanvraag van verzoeker te beslissen. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee verweerder de genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 7.500.
Op 11 juli 2023 heeft verzoeker (nogmaals) beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 18 december 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Uit het beleid [2] van de rechtbank volgt dat in het geval er een opvolgend beroep niet tijdig wordt ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen, het (opvolgende) beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het opleggen van een tweede dwangsom nog voordat de eerste dwangsom is volgelopen, is in strijd met het systeem van dit soort beroepen. Een nieuw beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag doet namelijk af aan de rechtskracht van de eerste uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen.
2. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het instellen van het onderhavige beroep de rechterlijke dwangsom van de eerste uitspraak nog niet was volgelopen. De prikkel om een besluit te nemen was ten tijde van de indiening van het onderhavige beroep dus nog steeds aanwezig.
3. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
4. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 12 augustus 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Beleid ten aanzien van de beroepen niet tijdig in het vreemdelingenrecht, vastgesteld op 25 maart 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl).