ECLI:NL:RBDHA:2024:12908
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- H. Hanssen – Telman
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 31 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de minister op 4 maart 2024 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit en heeft op 21 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12 van de Awb bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser eindigde op 2 maart 2024. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Hierdoor eindigt de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 2 december 2024. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 4 maart 2024 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten van de Awb.
De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen – Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.