ECLI:NL:RBDHA:2024:12912
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- H. Hanssen – Telman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na prematuur indienen ingebrekestelling
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 16 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 28 februari 2023 is verzoeker toegelaten tot de nationale procedure. Verzoeker heeft de minister van Asiel en Migratie op 29 februari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 20 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 21 maart 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De minister heeft echter geweigerd de proceskosten te vergoeden, stellende dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank heeft in deze procedure geoordeeld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verlengd tot 28 mei 2024.
Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker afgewezen als ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen – Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.