ECLI:NL:RBDHA:2024:12912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.12124
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • H. Hanssen – Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na prematuur indienen ingebrekestelling

In deze zaak heeft verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 16 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 28 februari 2023 is verzoeker toegelaten tot de nationale procedure. Verzoeker heeft de minister van Asiel en Migratie op 29 februari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 20 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 21 maart 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De minister heeft echter geweigerd de proceskosten te vergoeden, stellende dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De rechtbank heeft in deze procedure geoordeeld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden was verlengd tot 28 mei 2024.

Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker afgewezen als ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen – Telman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12124

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
mede namens zijn minderjarige kinderen,

[naam],

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
v-nummer: [nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 16 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 28 februari 2023 is verzoeker toegelaten tot de nationale procedure.
Bij brief van 29 februari 2024, heeft verzoeker de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag.
Op 20 maart 2024 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij brief van 21 maart 2024 heeft de minister de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Op 25 maart 2024 heeft verzoeker het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht de minister te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Bij brief van 9 april 2024 heeft de minister aangegeven niet bereid te zijn de gemaakte proceskosten aan verzoeker te vergoeden. Dit omdat de minister meent dat op het moment van indienen van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verlopen, wat tot gevolg heeft dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Dit zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep, waardoor het verzoek tot een proceskostenveroordeling moet worden afgewezen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoeker heeft zijn asielaanvraag ingediend op 16 mei 2022. Vanaf 28 februari 2023 viel de asielaanvraag van verzoeker onder de nationale procedure. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoeker op 28 augustus 2023 eindigen. De minister heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. De rechtbank stelt vast dat de belsistermijn op de asielaanvraag van verzoeker eindigt op 28 mei 2024. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 29 februari 2024 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake meer van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:57a Awb. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding. De rechtbank wijst het verzoek af als ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen – Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.