In deze zaak heeft verzoeker op 6 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 7 november 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze procedure, heeft op 29 maart 2024 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten door verweerder.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan zijn verzoek tegemoet is gekomen, is het verzoek om proceskostenvergoeding gegrond.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De beslissing van de rechtbank houdt in dat verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker.