ECLI:NL:RBDHA:2024:12958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.29843
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring en toekenning van schadevergoeding

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, geboren in 1979 met de Poolse nationaliteit, en de minister van Asiel en Migratie. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 26 juli 2024, waarbij aan de eiser een maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 2 augustus 2024 heeft de verweerder de maatregel van bewaring opgeheven. Eiser heeft ingestemd met schriftelijke afdoening van het beroep en heeft op 1 augustus 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 5 augustus 2024 een verweerschrift ingediend, waarop eiser ook heeft gereageerd. De rechtbank heeft op 7 augustus 2024 het onderzoek gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de maatregel van bewaring van 26 juli 2024 tot 3 augustus 2024 onrechtmatig was. Verweerder heeft schadevergoeding aangeboden voor deze periode, wat in totaal € 860 bedraagt, en is bereid de proceskosten van eiser te vergoeden tot een bedrag van € 875. Eiser heeft echter aangevoerd dat voor de proceskostenvergoeding moet worden uitgegaan van twee procespunten, ondanks het ontbreken van een fysieke zitting. De rechtbank heeft geoordeeld dat de reeds aangeboden schadevergoeding door verweerder wordt toegekend en dat de proceskosten van eiser worden vergoed tot het eerder genoemde bedrag.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding aan eiser, evenals de proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan binnen een week na bekendmaking worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.29843

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.H. van Wingerden),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 2 augustus 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 1 augustus 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 5 augustus 2024 een verweerschrift ingediend. Op 5 augustus 2024 heeft eiser een reactie hierop ingediend. De rechtbank heeft op 7 augustus 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1979 en heeft de Poolse nationaliteit.
2. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beoordeeld of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank als de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt vast dat partijen het eens zijn dat de maatregel van bewaring over de periode van 26 juli 2024 tot 3 augustus 2024 onrechtmatig is geweest en dat schadevergoeding voor deze periode is aangewezen. Verweerder heeft op 5 augustus 2024 schadevergoeding aangeboden voor de periode van 26 juli 2024 tot 3 augustus 2024, zijnde 2 x € 130 voor het verblijf in een politiecel en 6 x € 100 voor het verblijf in een huis van bewaring, hetgeen in totaal een bedrag van € 860 maakt. Daarnaast is verweerder bereid de proceskosten tot een bedrag van één punt (€ 875) voor het indienen van het beroepschrift te vergoeden.
4. Eiser voert aan dat voor de proceskostenvergoeding moet worden uitgegaan van twee procespunten. Weliswaar heeft geen fysieke zitting plaatsgevonden, maar een schriftelijke procedure is wel gevoerd.
5. Niet in geschil is dat de maatregel van bewaring vanaf de start daarvan onrechtmatig is geweest. De rechtbank kent het door verweerder reeds aangeboden bedrag aan schadevergoeding toe.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [2] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1). De rechtbank ziet geen aanleiding om twee procespunten toe te kennen, nu geen fysieke zitting heeft plaatsgevonden. Voor het indienen van de gronden van beroep, een vereiste dat is neergelegd in artikel 6:5 van de Awb [3] kan geen punt worden toegekend. Dit is niet opgenomen in het Bpb.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 860 (achthonderdzestig euro), te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 13 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroepTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Besluit proceskosten bestuursrecht.
3.Algemene wet bestuursrecht