ECLI:NL:RBDHA:2024:13027

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.21447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 19 mei 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat aan eiser een terugkeerbesluit werd opgelegd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd uitgevaardigd. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder dat er een zitting plaatsvond.

De rechtbank overwoog dat eiser in het beroepschrift niet voldoende gronden had vermeld om het beroep te onderbouwen. Eiser had enkel aangegeven dat het terugkeerbesluit in strijd was met het recht, zonder dit verder te concretiseren. Bovendien was er geen kopie van het bestreden besluit bijgevoegd, wat een vereiste is volgens de Awb. De rechtbank had eiser eerder de gelegenheid gegeven om deze verzuimen te herstellen, maar eiser had hier niet op gereageerd.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat eiser niet tijdig de benodigde gronden had ingediend en geen kopie van het bestreden besluit had overgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en het bestreden besluit bleef derhalve in stand. De uitspraak werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.21447

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 19 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en tegen eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
2. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: aangeven op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Ook moet bij zijn beroepschrift zo mogelijk een kopie van het bestreden besluit bijgevoegd worden. [2] Wanneer dit niet wordt gedaan, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [3]
Heeft eiser tijdig de gronden vermeld en een kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank gestuurd?
3. Eiser heeft in het beroepschrift onder het kopje ‘gronden’ enkel vermeld dat het terugkeerbesluit in strijd is met het recht. De rechtbank is van oordeel dat dit geen beroepsgrond is, omdat niet duidelijk wordt gemaakt waarom het terugkeerbesluit in strijd zou zijn met het recht. Daarnaast heeft eiser geen kopie van het bestreden besluit overgelegd. De rechtbank heeft eiser in haar brief van 21 mei 2024 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft de gronden dus niet tijdig vermeld. Ook heeft eiser binnen die termijn geen kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank gestuurd.
Is het niet tijdig vermelden van de gronden en het niet tijdig insturen van een kopie van het bestreden besluit verontschuldigbaar?
4. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift geen concrete beroepsgrond bevat en dat eiser binnen de daarvoor gestelde termijn geen gronden van het beroep of een kopie van het bestreden besluit heeft ingediend. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus geen verontschuldiging hiervoor gebleken.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 13 augustus 2024, door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarom deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Artikel 6:5, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6:6 van de Awb.