ECLI:NL:RBDHA:2024:13062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.35790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J. Bronsveld, had op 13 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 11 maart 2023 was ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 11 september 2023, maar werd verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3, waardoor de termijn pas op 11 juni 2024 zou eindigen. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van 18 september 2023 te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was het beroep niet-ontvankelijk geweest als het niet was ingetrokken. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet aan het verzoek van eiser tegemoet was gekomen, en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35790

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 13 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 11 maart 2023.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft op 11 maart 2023 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van verzoeker op 11 september 2023 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [2] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor verzoeker pas op 11 juni 2024 zou eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 19 april 2024 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 18 september 2023 te vroeg is ingediend. Het beroep zou daarom niet-ontvankelijk zijn verklaard als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. [5] Gelet hierop is verweerder niet aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan op 14 augustus 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Omdat niet is voldaan aan het vereiste in artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.