ECLI:NL:RBDHA:2024:1309
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De aanvraag is op 29 augustus 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is echter verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 3 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna het beroep op 20 maart 2023 is ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
Eiseres verzocht de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en de staatssecretaris op te dragen binnen twee weken na de uitspraak een besluit bekend te maken. Daarnaast vroeg zij om een dwangsom voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van twee weken opgelegd, maar in dit geval, gezien de bijzondere omstandigheden van gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning, heeft de rechtbank besloten om een langere termijn van acht weken te stellen.
De rechtbank heeft ook bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,50, en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.