ECLI:NL:RBDHA:2024:13133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
24-13263
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdige beslissing op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van verzoeker tegen de niet-tijdige beslissing van verweerder, de Minister van Asiel en Migratie, op zijn aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘nareis asiel’. Verzoeker heeft op 26 maart 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist. Op 7 mei 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker het beroep tegen de niet-tijdige beslissing heeft ingetrokken. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van verzoeker van licht gewicht is, omdat het enkel gaat om de overschrijding van de beslistermijn. Daarnaast moet verweerder ook het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is op 8 juli 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.13263
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.J. Keiman), en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.2
3. Verzoeker is op 26 maart 2024 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘nareis asiel’. Op 7 mei 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een besluit op de aanvraag te nemen. De rechtbank veroordeelt verweerder daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
5. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50. (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- met een
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Ook moet verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht vergoeden.3

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
3 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juli 2024

Documentcode:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.