ECLI:NL:RBDHA:2024:1315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
NL23.15477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser op 24 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 22 augustus 2022, dat betrekking had op de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 21 juni 2023 het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Eiser heeft desgevraagd aangegeven het beroep te handhaven.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat, doordat het bezwaar gegrond is verklaard en de maximale bestuurlijke dwangsom is uitbetaald, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten die eiser heeft gemaakt en bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep is niet-ontvankelijk verklaard, verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50, en verweerder moet het door eiser betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15477

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.W.C. van Geet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 24 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 22 augustus 2022 tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis.
Bij besluit van 21 juni 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard.
Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te handhaven.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van eiser, dient te worden vastgesteld dat met het gegrond verklaren van het bezwaar en met het uitbetalen van de maximale bestuurlijke dwangsom, volledig aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.