ECLI:NL:RBDHA:2024:13152
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Moldavische eiser op basis van Roma etniciteit en criminele bedreigingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2024, wordt het beroep van een Moldavische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die van Roma etniciteit is, heeft op 15 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd op 3 mei 2024 door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep, dat gelijktijdig met dat van de echtgenote van eiser is ingediend, op 25 juni 2024. Eiser en zijn echtgenote zijn niet verschenen, maar de verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag op basis van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door criminele elementen in Moldavië vanwege een onbetaalde geldlening en dat hij problemen ondervindt vanwege zijn Roma etniciteit. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet voldoende onderbouwd zijn en dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat de gestelde problemen niet leiden tot vluchtelingschap of subsidiaire bescherming. De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Moldavië een reëel risico loopt op ernstige schade.
De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 4 juli 2024.