ECLI:NL:RBDHA:2024:13155
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van de Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot de geloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Pakistaanse nationaliteit te hebben, heeft op 10 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 17 november 2023 door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. Eiser heeft in zijn beroepschrift voornamelijk herhalingen van eerder ingediende argumenten opgenomen, zonder nieuwe juridische gronden aan te voeren. De rechtbank heeft op 11 april 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 terecht is. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn ontvoering en de dood van zijn broer en neef ongeloofwaardig zijn, en dat hij niet heeft onderbouwd waarom het bestreden besluit niet juist zou zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.