ECLI:NL:RBDHA:2024:13156
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.P.E.M. Pover, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M.F. van der Lubbe, had echter besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 juni 2024 behandeld, samen met een andere zaak (NL24.19871). In de uitspraak van dezelfde dag in die andere zaak is besloten dat de aanvraag van de verzoeker niet in behandeling genomen hoeft te worden, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 juli 2024 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.