ECLI:NL:RBDHA:2024:13157

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.24391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 juni 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft bij Spanje een verzoek om overname gedaan, maar Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd, wat gelijk staat aan het aanvaarden van het verzoek. Eiser voert aan dat de termijn voor het indienen van een verzoek om overname is overschreden, en de rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft gehandeld, waardoor Nederland verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de staatssecretaris binnen twee weken een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van het voorgaande. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De totale vergoeding bedraagt € 1.750,-, berekend op basis van de proceshandelingen van de gemachtigde. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar gemaakt op 2 juli 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.24391
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 juni 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Bakkali als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
5. Eiser voert ter zitting aan dat de termijn voor het indienen van een verzoek om overname is overschreden.
5.1.
Een verzoek om overname moet, als dat verzoek is gebaseerd op bewijs uit het Eurodac, uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van de Eurodactreffer worden gedaan.² Als binnen die termijn geen verzoek om overname is gedaan, is de lidstaat waarbij het verzoek om internationale bescherming is ingediend, verantwoordelijk voor de behandeling ervan.
5.2.
Niet in geschil is dat de asielaanvraag van eiser en de eurodactreffer dateren van 21 december 2023 en dat de staatssecretaris tot uiterlijk 21 februari 2024 de tijd had om een overnameverzoek te sturen aan de Spaanse autoriteiten. Dit is niet tijdig gebeurd, waardoor Nederland op 22 februari 2024 verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris heeft ter zitting erkend dat eiser op dit punt gelijk heeft en dat dit tot gevolg heeft dat eiser moet worden opgenomen in de nationale procedure. De beroepsgrond slaagt.
5.3.
De overige beroepsgronden van eiser behoeven daarom geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gezien het voorgaande gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en bepaalt dat de staatssecretaris binnen twee weken een nieuw besluit neemt met in acht neming van het voorgaande.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal
€ 1.750,-.
2 Dit volgt uit artikel 21, eerste lid, tweede alinea, van de Dublinverordening.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 12 juni 2024;
  • bepaalt dat de staatssecretaris binnen twee weken een nieuw besluit neemt;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.