In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 juni 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft bij Spanje een verzoek om overname gedaan, maar Spanje heeft hierop niet tijdig gereageerd, wat gelijk staat aan het aanvaarden van het verzoek. Eiser voert aan dat de termijn voor het indienen van een verzoek om overname is overschreden, en de rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft gehandeld, waardoor Nederland verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de staatssecretaris binnen twee weken een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van het voorgaande. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De totale vergoeding bedraagt € 1.750,-, berekend op basis van de proceshandelingen van de gemachtigde. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar gemaakt op 2 juli 2024.