Beoordeling door de rechtbank
1. Eiseressen zijn geboren op respectievelijk [geboortedag 1] 2003, [geboortedag 2] 2004 en [geboortedag 3] 2007 en hebben de Eritrese nationaliteit. Referente is de tante en tevens de pleegmoeder van eiseressen. Zij is met drie van haar eigen kinderen op basis van gezinshereniging naar Nederland gekomen, nadat één van haar kinderen eerder in Nederland een asielvergunning heeft gekregen. Vervolgens heeft referente op 31 oktober 2019 bij verweerder aanvragen ingediend ten behoeve van de overkomst van haar pleegkinderen.
2. In het besluit van 18 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvragen afgewezen. In dit besluit staat het volgende. De identiteit van eiseressen is niet aangetoond, de identiteit van de biologische moeder van eiseressen is niet aangetoond, de familierechtelijke relatie tussen eiseressen en hun biologische moeder is daarom ook niet aangetoond, het overlijden van de biologische ouders van eiseressen is niet aangetoond en de pleegrelatie tussen eiseressen en referente is niet aangetoond.
3. Eiseressen hebben bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het besluit van 21 april 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseressen kennelijk ongegrond verklaard. Dit betekent dat verweerder eiseressen niet heeft gehoord over hun bezwaar. In dit besluit staat het volgende. De identiteit van de biologische moeder van eiseressen is alsnog aannemelijk gemaakt. De identiteit van eiseressen is echter nog steeds niet aannemelijk gemaakt en de familierechtelijke relatie tussen eiseressen en hun biologische ouders evenmin. Ook het overlijden van de biologische ouders is nog steeds niet aannemelijk gemaakt.
4. Op 4 mei 2021 hebben eiseressen beroep ingesteld tegen het besluit van 21 april 2021. Op 17 september 2021 heeft verweerder het besluit van 21 april 2021 ingetrokken.
5. Referente is op 18 oktober 2021 gehoord door de ambtelijke hoorcommissie van verweerder. In het besluit van 20 januari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseressen voor de tweede keer ongegrond verklaard. In dit besluit staat dat alleen de identiteit van eiseres 1 en haar familierechtelijke relatie met de biologische ouders aannemelijk zijn gemaakt, maar die van eiseressen 2 en 3 niet. Ook staat in dit besluit dat het overlijden van de biologische ouders en de pleegrelatie met referente nog steeds niet aannemelijk zijn gemaakt.
6. Op 3 februari 2022 hebben eiseressen beroep ingesteld tegen het besluit van 20 januari 2022. Op 7 april 2022 heeft verweerder het besluit van 20 januari 2022 ingetrokken.
7. In de brief van 21 juni 2022 heeft verweerder aangeboden om aanvullend onderzoek te doen. Op 1 september 2022 zijn eiseressen 1 en 2 via een videoverbinding met [plaats] (Ethiopië) gehoord door de ambtelijke hoorcommissie van verweerder. In het besluit van 7 oktober 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseressen voor de derde keer ongegrond verklaard. In dit besluit staat het volgende. Eiseressen hebben inmiddels diverse documenten overgelegd. De identiteit van de biologische ouders en eiseres 1 zijn aannemelijk gemaakt. Ten aanzien van de identiteit van eiseres 2 en eiseres 3 wordt het voordeel van de twijfel gegeven. De familierechtelijke relatie tussen de biologische ouders en eiseres 1 is aannemelijk gemaakt. Ten aanzien van de familierechtelijke relatie tussen de biologische ouders en eiseressen 2 en 3 wordt het voordeel van de twijfel gegeven. Het overlijden van de biologische moeder is aannemelijk gemaakt. Ten aanzien van het overlijden van de biologische vader wordt het voordeel van de twijfel gegeven. Het bestaan van een pleegrelatie tussen eiseressen en referente in de periode 2011 tot 2015 is aannemelijk gemaakt, maar vanaf 2015 niet. De belangen van eiseressen om in Nederland bij referente te verblijven, wegen niet op tegen het algemene belang van Nederland.
8. Op 26 oktober 2022 hebben eiseressen beroep ingesteld tegen het besluit van 7 oktober 2022. In de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 14 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:5659) is dit beroep gegrond verklaard, is het besluit van 7 oktober 2022 vernietigd en is verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiseressen te beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat in de beroepsfase duidelijk is geworden dat tussen eiseressen en referente beschermenswaardig gezinsleven bestaat. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. Verweerder heeft namelijk miskend dat het niet onaannemelijk is dat eiseressen en referente in de periode september 2015 tot september 2017 intensief gezinsleven hebben uitgeoefend. Ook heeft verweerder miskend dat referente op basis van nareis-asiel een verblijfsvergunning in Nederland heeft gekregen en daardoor het gezinsleven niet in Eritrea kan uitoefenen. Verder heeft verweerder ten onrechte niet meegewogen dat eiseressen illegaal zijn uitgereisd naar Ethiopië en daardoor mogelijk niet meer kunnen terugkeren naar Eritrea. Ten slotte heeft verweerder de aan hem te wijten lange duur van de procedure ten onrechte aan eiseressen tegengeworpen. 9. Referente is op 24 oktober 2023 opnieuw gehoord door de ambtelijke hoorcommissie van verweerder. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseressen voor de vierde keer ongegrond verklaard. Op de inhoud van dit besluit en wat eiseressen hiertegen aanvoeren, wordt hierna ingegaan.
10. In het bestreden besluit neemt verweerder het volgende standpunt in. Er bestaat gezinsleven tussen eiseressen en referente. Het belang van eiseressen om bij referente in Nederland te verblijven weegt echter niet op tegen het algemene belang van Nederland. In het voordeel van eiseressen weegt dat er sprake is van gezinsleven en dat er geen openbare ordebezwaren zijn. Licht in het voordeel van eiseressen weegt dat het gezinsleven niet in Eritrea kan worden uitgeoefend en dat er bijzondere omstandigheden zijn. Eiseres 1 is namelijk in Ethiopië verkracht en heeft daardoor een dochter gekregen. Referente is hier pas van op de hoogte geraakt toen zij bij eiseressen op bezoek ging in Ethiopië. In het nadeel van eiseressen weegt dat de intensiteit van het gezinsleven sterk is afgenomen. De biologische dochter van referente die als eerste naar Nederland is gekomen, [naam] , heeft tijdens haar asielprocedure nooit verklaard over pleegzussen. Referente heeft op de hoorzitting van 18 oktober 2021 verklaard dat zij haar pleegdochters heeft achtergelaten. Hoewel referente contact onderhield en overleg pleegde over te maken keuzes, lag de feitelijke zorg vanaf 2017 bij een weeshuis. Eiseressen 1 en 2 hebben dat ook zo verklaard en waren op dat moment al meerderjarig. Eiseressen hebben in 2021 eigenstandig besloten om uit te reizen naar Ethiopië. Ten tijde van de aanvraag in 2019 had referente eiseressen al twee jaar niet meer gezien. In die twee jaar heeft het contact op afstand plaatsgevonden. Aangezien het contact tussen eiseressen en referente inmiddels al zeven jaar op afstand plaatsvindt, waarvan referente er vijf in Nederland verblijft, kan het contact op afstand blijven plaatsvinden. Ook weegt in het nadeel van eiseressen dat zij nog nooit in Nederland zijn geweest en dat zij banden hebben met Ethiopië, aangezien zij daar een eigen woning, identiteitspapieren en een sociaal netwerk hebben. Licht in het nadeel van eiseressen weegt dat zij sterke banden hebben met hun land van herkomst, Eritrea. Ten slotte weegt in het nadeel van eiseressen dat referente geen inkomen heeft, zodat eiseressen naar verwachting langere tijd ten laste zouden komen van de Nederlandse economie.
11. Eiseressen zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij voeren aan dat verweerder de belangenafweging ten onrechte in hun nadeel heeft laten uitvallen. Verweerder is ten onrechte niet uitgegaan van intensief gezinsleven in de periode van september 2015 tot september 2017, mede gelet op de uitspraak van de rechtbank van 14 april 2023. Ook leunt verweerder te zwaar op de verklaringen van [naam] , aangezien zij ten tijde van haar asielprocedure pas veertien jaar oud was en aangezien haar verklaring dat zij twee broers en een zus heeft correct is. Eiseressen ziet zij namelijk als haar nichtjes. Daarnaast neemt verweerder te lichtvaardig aan dat referente in de periode na 2017, toen eiseressen in een weeshuis verbleven, niet door hen werd ervaren als de feitelijke verzorger. Verweerder volgt ten onrechte niet dat referente in deze periode eiseressen ook financieel heeft ondersteund. Dat referente in 2021 niet vooraf op de hoogte is gesteld van het vertrek van eiseressen naar Ethiopië, maakt niet meteen dat er in deze periode geen sprake was van intensief gezinsleven. Verweerder heeft hier in de hoorzitting met referente geen vragen over gesteld. Referente was in deze periode de enige verzorger van eiseressen en is hen twee keer gaan bezoeken in Ethiopië. Omdat de intensiteit van het gezinsleven niet correct is gewogen, is er ook te weinig gewicht toegekend aan het belang van het kind. Verweerder weegt ten onrechte niet in het voordeel van eiseressen dat zij illegaal in Ethiopië verblijven, mede gelet op de uitspraak van de rechtbank van 14 april 2023. Eiseressen zijn noodgedwongen naar dit land gevlucht en moeten hun best doen om te overleven. Als alleenstaande meisjes zijn zij kwetsbaar en leven zij voortdurend in angst. Verweerder overweegt, gelet op de uitspraak van de rechtbank van 14 april 2023, ten onrechte dat de verkrachting van eiseres 1 niet maakt dat zij meer afhankelijk is geworden van referente. Omdat er een objectieve belemmering is om het gezinsleven in Eritrea uit te oefenen, hadden de banden van eiseressen met Eritrea in het geheel niet in het nadeel mogen worden gewogen. Dat referente geen inkomen heeft, komt mede doordat zij veel stress ervaart doordat aan haar pleegkinderen nog steeds geen mvv is verleend. Eiseressen doen hun best om Nederland te leren kennen via contacten met de biologische kinderen van referente. Eiseressen verzoeken de rechtbank om zelf in de zaak te voorzien gelet op de duur van de procedure. Ook verzoeken eiseressen de rechtbank verweerder te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
12. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld bij het bestreden besluit te blijven. Tijdens de zitting hebben eiseressen en verweerder over en weer op elkaars standpunten kunnen reageren. De rechtbank zal het bestreden besluit toetsen aan de hand van de beroepsgronden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
13. Voor zover het beroep nog is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift van eiseressen, dient te worden vastgesteld dat met het alsnog nemen van een besluit aan het beroep is tegemoetgekomen. In zoverre is er geen procesbelang meer en is het beroep niet-ontvankelijk.
14. In artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) staat dat iedereen recht heeft op bescherming van zijn gezinsleven. Het is in deze zaak geen geschilpunt dat er tussen eiseressen en referente gezinsleven aanwezig is. Dit betekent echter niet zonder meer dat eiseressen een verblijfsvergunning in Nederland moeten krijgen. Dat is pas het geval als de belangen van eiseressen zwaarder wegen dan het algemene belang van Nederland. Verweerder moet een evenwichtige afweging maken van deze belangen, waarbij hij alle relevante aspecten moet meewegen. Daarbij heeft hij wel een beoordelingsmarge. Om die reden toetst de rechtbank de uitkomst van de belangenafweging enigszins terughoudend. Wel toetst de rechtbank zonder terughoudendheid of alle relevante aspecten zijn meegewogen.
15. Niet in geschil is dat in het voordeel van eiseressen weegt dat sprake is van gezinsleven en dat er geen openbare ordebezwaren zijn.
16. De rechtbank heeft in de uitspraak van 14 april 2023 geoordeeld dat het niet onaannemelijk is dat er in de periode van september 2015 tot september 2017 tussen eiseressen en referente sprake was van intensief gezinsleven. Met deze formulering heeft de rechtbank duidelijk gemaakt dat er voor verweerder zeer weinig ruimte bestaat om opnieuw het standpunt in te nemen dat er in deze periode geen sprake was van intensief gezinsleven. Toch heeft verweerder dit gedaan. Daarbij heeft verweerder gewezen op de verklaringen van [naam] tijdens haar asielprocedure in 2017. De enkele omstandigheid dat [naam] eiseressen niet heeft benoemd als haar pleegzussen is onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat er in deze periode geen sprake was van intensief gezinsleven tussen eiseressen en referente. Naast de uitspraak van de rechtbank van 14 april 2023 is hierbij relevant dat [naam] op dat moment slechts veertien jaar oud was, en dat de stelling in beroep dat zij eiseressen niet ziet als (half)zussen maar als nichtjes niet onaannemelijk is.
17. In de periode van 2017 tot 2021 verbleven eiseressen in een weeshuis in Eritrea. Gelet op rechtsoverweging 10.1 van de uitspraak van de rechtbank van 14 april 2023 staat in rechte vast dat verweerder heeft mogen overwegen dat er in deze periode geen sprake was van intensief gezinsleven.
18. Eiseressen zijn in 2021 uit eigen beweging uitgereisd naar Ethiopië. Verweerder heeft echter uit de enkele omstandigheid dat eiseressen referente hiervan niet vooraf op de hoogte hebben gesteld niet mogen concluderen dat er in deze periode niet opnieuw sprake was van intensief gezinsleven. Hierbij is van belang dat verweerder niet kenbaar in de besluitvorming heeft betrokken wat referente over deze uitreis heeft verklaard tijdens de hoorzitting van 18 oktober 2021. Referente heeft tijdens deze hoorzitting namelijk verklaard dat zij achteraf heeft begrepen dat eiseressen in 2021 uit Eritrea zijn vertrokken omdat er enerzijds werd gevochten, en omdat er zich anderzijds een buitenkans voordeed. Er waren namelijk vriendinnen die op basis van gezinshereniging naar Nederland konden gaan en eiseressen zijn toen samen met hen uitgereisd. De rechtbank acht het gelet op deze omstandigheden niet onaannemelijk dat eiseressen de uitreis niet vooraf met referente hebben besproken. Dit heeft verweerder dan ook ten onrechte zwaarder gewogen dan de omstandigheid dat referente sinds het verblijf van eiseressen in Ethiopië dagelijks contact met hen onderhoudt via (video)bellen,. Daarbij komt dat zowel referente als eiseressen tijdens de verschillende hoorzittingen verklaren dat er nog steeds sprake is van een intensieve band.
19. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zijn standpunt dat het gezinsleven tussen eiseressen en referente in intensiteit is afgenomen niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Dit brengt mee dat ten onrechte in het nadeel van eiseressen is gewogen dat het belang van het kind niet is geschaad en dat het contact met referente op afstand kan blijven plaatsvinden. Dit heeft verweerder namelijk hoofdzakelijk gebaseerd op de veronderstelling dat de intensiteit van het gezinsleven tussen eiseressen en referente is afgenomen. Ten aanzien van het contact tussen eiseressen en referente heeft verweerder bovendien ten onrechte opnieuw de duur hiervan in het nadeel van eiseressen gewogen. De rechtbank heeft in de uitspraak van 14 april 2023 namelijk al geoordeeld dat de lange duur van de procedure aan verweerder te wijten is en niet ten nadele van eiseressen mag komen.
20. Verder heeft verweerder ten onrechte in het nadeel van eiseressen gewogen dat zij banden hebben met Ethiopië. Niet in geschil is dat eiseressen in Ethiopië op een compound verblijven, uitsluitend contact hebben met enkele andere jonge vrouwen op deze compound en verder geen netwerk hebben. Evenmin is in geschil dat het in Ethiopië voor eiseressen als alleenstaande jonge vrouwen gevaarlijk is en dat zij daardoor nauwelijks bewegingsruimte hebben. Dat het gevaarlijk is, is gelet op de verkrachting van eiseres 1 ook al gebleken. De enkele omstandigheid dat eiseressen een registratiepapier hebben waarop hun identiteitsgegevens staan vermeld, laat onverlet dat eiseressen illegaal in Ethiopië verblijven. Gelet op deze omstandigheden heeft verweerder niet kunnen overwegen dat het gezinsleven in Ethiopië kan worden uitgeoefend.
21. Nu verweerder een objectieve belemmering heeft aangenomen voor het uitoefenen van gezinsleven in Eritrea, zijn de banden van eiseressen met Eritrea ten onrechte (licht) in het nadeel gewogen.
22. De omstandigheden dat sprake is van een verzoek om eerste toelating, dat eiseressen anders dan het verblijf van familieleden geen banden hebben met Nederland en dat eiseressen ten laste zouden komen van de Nederlandse economie zijn niet ten onrechte in het nadeel van eiseressen gewogen. De stellingen dat eiseressen zich via contacten met de biologische kinderen van referente al verdiepen in Nederland en dat referente geen inkomen heeft vanwege de stress die voortkomt uit deze procedure zijn niet onderbouwd en vormen daarom geen aanleiding voor een ander oordeel op dit punt. Dit laat echter onverlet dat gelet op wat hiervoor is overwogen opnieuw geen juiste belangenafweging is verricht.
23. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsvereiste van artikel 7:12 van de Awb. Het bestreden besluit zal worden vernietigd.
24. Op grond van artikel 8:41a van de Awb moet de bestuursrechter geschillen zoveel mogelijk finaal beslechten. De rechtbank ziet in diverse omstandigheden aanleiding om in deze specifieke zaak met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Ten eerste is hierbij van belang dat het beroep voor de tweede keer gegrond wordt verklaard op het punt van de belangenafweging, waarbij verweerder bovendien aan diverse overwegingen van de eerste uitspraak van de rechtbank van 14 april 2023 onvoldoende gevolg heeft gegeven. Hieruit leidt de rechtbank af dat ernstig betwijfeld moet worden of verweerder alsnog een correct besluit zal nemen wanneer de rechtbank verweerder zou opdragen om opnieuw – voor de vijfde keer – op het bezwaar van eiseressen te beslissen. Daarnaast acht de rechtbank hierbij de uitzonderlijk lange duur van deze procedure van belang, die gelet op het meermaals intrekken van eerdere besluiten en op de eerdere uitspraak van de rechtbank voornamelijk aan verweerder te wijten is. Deze omstandigheden zijn ook volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) redengevend om zelf in de zaak te voorzien. Hierbij wijst de rechtbank bij wijze van voorbeeld op de uitspraak van 27 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2177). Ten slotte acht de rechtbank hierbij nadrukkelijk van belang dat eiseressen zich in Ethiopië in kommervolle omstandigheden bevinden. Gelet op al deze omstandigheden zal de rechtbank het primaire besluit herroepen en verweerder opdragen om mvv’s aan eiseressen te verlenen. 25. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseressen gemaakte proceskosten, en om te bepalen dat verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht van € 187 moet vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt vast. De rechtsbijstand door een gemachtigde levert in totaal 5 punten op. Aangezien het primaire besluit wordt herroepen: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 2 punten voor het verschijnen op twee hoorzittingen, met een waarde per punt van € 624. Daarnaast: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875. Dit wordt vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld). Toegekend wordt in totaal: € 3.622.
Het verzoek om schadevergoeding
26. In artikel 6 van het EVRM is het recht op een eerlijk proces neergelegd. Dit brengt onder meer mee dat een bestuursrechtelijk geschil binnen een redelijke termijn moet zijn afgehandeld. Voor een procedure als deze, die bestaat uit een bezwaarprocedure en twee rechterlijke instanties, geldt als uitgangspunt een redelijke termijn van vier jaar. Die termijn bestaat uit de samengenomen termijnen van een half jaar voor de bezwaarfase, anderhalf jaar voor de beroepsfase en twee jaar voor het hoger beroep. De termijn begint op het moment waarop het bestuursorgaan het bezwaar heeft ontvangen. Als een zaak na een eerdere vernietiging opnieuw aan de rechter wordt voorgelegd, wordt de overschrijding van de redelijke termijn in beginsel volledig toegerekend aan het bestuursorgaan, tenzij in de rechterlijke fase de redelijke behandelingsduur is overschreden. Dit volgt uit de rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 10 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2791). 27. De beroepsfases in deze procedure hebben niet langer dan anderhalf jaar geduurd. Dit betekent dat de overschrijding van de redelijke termijn in de periode van de ontvangst van het bezwaarschrift op 7 september 2020 tot aan het bestreden besluit van 14 maart 2024 volledig aan verweerder moet worden toegerekend. Dit betreft een periode van ongeveer drieënhalf jaar, terwijl de redelijke termijn voor de bezwaarprocedure een half jaar bedraagt. De redelijke termijn is dus met ongeveer drie jaar overschreden. Uitgaand van het schadebedrag van € 500 per half jaar, dat volgt uit de hiervoor aangehaalde rechtspraak van de Afdeling, zal de rechtbank verweerder veroordelen tot betaling van € 3.000 aan schadevergoeding aan eiseressen.