ECLI:NL:RBDHA:2024:13196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
23/6859
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ZW-uitkering op basis van geschiktheid voor geduide functies

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.B.B. Beelaard, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door C. Schravesande. Eiser had een ZW-uitkering aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd op de grond dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had zich op 7 juni 2021 ziekgemeld vanuit de Werkloosheidswet en had een ZW-uitkering ontvangen, die later was beëindigd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 7 augustus 2024, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen in de zaak beoordeeld. Eiser heeft verschillende klachten geuit, maar de rechtbank concludeert dat er geen objectieve medische onderbouwing is voor verdergaande beperkingen dan die al in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de geschiktheid van de door de arbeidsdeskundige geduide functies beoordeeld en vastgesteld dat eiser in staat is om deze functies uit te oefenen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en heeft geoordeeld dat de weigering van de ZW-uitkering terecht was.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6859

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

Bij besluit van 24 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiser per 26 juli 2022 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
Bij besluit van 14 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en daarbij een reactie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1.1.
Eiser heeft zich op 7 juni 2021 vanuit de Werkloosheidswet (WW) ziekgemeld. Per 6 september 2021 is aan hem een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder in het kader van de eerstejaarsherbeoordeling de ZW-uitkering van eiser per 7 juli 2022 beëindigd. Eiser werd daarbij -rekening houdend met zijn beperkingen- geschikt geacht tot het verrichten van functies, waarmee hij een loon kon verdienen van meer dan 65% van zijn maatmanloon. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 december 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Verweerder heeft de WW-uitkering van eiser per 7 juli 2022 voortgezet. Op 26 juli 2022 heeft eiser zich vanuit de WW opnieuw ziekgemeld.
2. Naar aanleiding van de ziekmelding van 26 juli 2022 heeft de verzekeringsarts onderzoek verricht. Eiser is op 14 september 2022 door de verzekeringsarts gezien op het spreekuur. In zijn rapport van 23 september 2022 heeft verzekeringsarts vermeld dat de ziekmelding binnen vier weken na de eerstejaarsbeoordeling heeft plaatsgevonden en dat een groot deel van de klachten hetzelfde zijn, maar dat er nieuwe klachten zijn bijgekomen en sommige klachten zijn veranderd. Eiser heeft nu oogklachten, maar daar komen volgens de verzekeringsarts geen beperkingen uit voort, aangezien de oogarts geen ernstige pathologie heeft gevonden en eiser niet voor deze klachten hoeft te worden behandeld. Voor de buikklachten worden evenmin aanvullende beperkingen vastgesteld. De huisarts heeft een kleine buikwandbreuk vastgesteld, maar heeft daarvoor geen operatie indicatie gesteld. De veranderde klachten van duizeligheid leiden volgens de verzekeringsarts ook niet tot toegenomen beperkingen. De aard van deze klachten is ten opzichte van de vorige beoordeling weliswaar veranderd, maar de klachten zijn nog steeds passend bij BPPD (benigne paroxismale positieduizeligheid). Tot slot kunnen de toegenomen vermoeidheidsklachten niet worden verklaard op basis van de huidige gestelde diagnoses, zodat er hiervoor geen beperkingen worden vastgesteld. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er wel nieuwe klachten zijn sinds het (vorige) spreekuur van 31 maart 2022, maar dat dit niet leidt tot toegenomen beperkingen op de eerder opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 31 maart 2022.
3. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de FML drie functies geduid, te weten de functies schadecorrespondent (sbc-code: 516080), administratief medewerker afhandelingen (sbc-code: 515080) en assemblage medewerker electrotechnische producten (sbc-code: 267041). Met deze functies kan eiser volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen zijn maatmanloon een verlies aan verdiencapaciteit oplevert van 30,67%. Als reservefuncties zijn geduid de functies huishoudelijk medewerker gebouwen (sbc-code:111334) en telefonist (centrale), medewerker callcenter ( sbc-code:315174)
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd aan eiser per 26 juli 2022 een ZW-uitkering toe te kennen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5. Naar aanleiding van het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) onderzoek verricht. Deze arts heeft eiser medisch onderzocht, informatie verkregen van de behandelend KNO-arts en tevens de eerder verkregen informatie van de huisarts en POH-GGZ bij zijn oordeel betrokken.
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport vermeld dat uit de informatie van de KNO-arts blijkt dat bij klinisch evenwichtsonderzoek en aanvullende onderzoeken geen duidelijke evenwichtsstoornissen of andere relevante afwijking konden worden aangetoond. Het voor de ziekte van Ménière kenmerkende gehoorverlies ontbreekt bij het gehooronderzoek. Proefbehandeling met medicatie leidde niet tot verbetering. De klachten zijn vooral stress gerelateerd, net als eisers overige lichamelijke en psychische klachten die samenhangen met de belastende situatie rond eisers zoon. Er heeft geen verdere psychische verwijzing plaatsgevonden en er zijn ook geen controleafspraken bij de oogarts meer. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat er geen reden is om de FML te herzien.
6. De arbeidsdeskundige b&b heeft eiser onverminderd geschikt geacht voor de functies die door de arbeidsdeskundige zijn geduid.
7. Het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Aan dat besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
8.1.
Eiser voert aan dat in de FML een onderscheid wordt gemaakt tussen tillen tijdens het werk en dragen tijdens het werk. Het tillen is licht beperkt, kan ongeveer 10 kilogram tillen. Het dragen is beperkt, kan ongeveer 5 kilogram dragen. Dit verschil wordt naar de mening van eiser door de verzekeringsartsen niet verklaard. Eiser kan zich verenigen met de beperking ten aanzien van dragen, maar niet de beperking ten aanzien van tillen. Volgens eiser dient het tillen eveneens beperkt te worden tot 5 kilogram.
8.2.
De rechtbank overweegt dat blijkens de basisinformatie van het CBBS onder tillen wordt verstaan het met de hand(en) oppakken van een voorwerp, dit gedurende een korte tijd vasthouden en daarna weer neerzetten. Onder dragen wordt verstaan het verplaatsen van voorwerpen met de gebruik van de hand(en) en arm(en) waarbij er meer dan één meter gelopen moet worden en/of meer dan 10 seconden moet worden vastgehouden. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat tillen en dragen een andere activiteit betreffen, zodat de belasting wat een betrokkene aankan bij deze items niet per definitie gelijk hoeft zijn en dus kan verschillen. De rechtbank heeft geen reden om in het geval van eiser aan te nemen dat de belasting op het punt van tillen onjuist is vastgesteld, nu er geen medische stukken zijn die er op wijzen dat de vastgestelde belasting van 10 kilogram eisers belastbaarheid te boven gaat.
9. Ook overigens heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De verzekeringsartsen hebben in verband met de door eiser geuite medische klachten diverse beperkingen aangenomen in de FML. Er is geen reden om aan te nemen dat eiser met die beperkingen te kort is gedaan. Eiser heeft in beroep een schrijven van zijn huisarts van 27 september 2021 en het schrijven van de POH-GGZ van 14 februari 2024 overlegd. Deze stukken geeft de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het schrijven van de huisarts was al bekend in de bezwaarprocedure en daar heeft de verzekeringsarts b&b rekening mee gehouden. Uit het schrijven van de POH-GGZ blijkt dat er bij eiser vooral zorgen zijn om de gezondheid van zijn zoontje en dat hij daar veel stress bij ervaart. De verzekeringsarts b&b heeft dit in zijn rapport van 31 augustus 2023 ook al zo benoemd en dus betrokken bij zijn medisch oordeel.
Dat eiseres meer klachten ervaart, zoals blijkt uit eisers schrijven van 7 december 2023, kan voor de rechtbank evenmin leiden tot twijfel aan de medische beoordeling. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 26 juli 2022. De FML houdt dan ook stand.
10.1.
Eiser voert aan dat de functie van schadecorrespondent niet geschikt voor hem is.
Eiser stelt dat in deze functie sprake is van 15 tot 50 telefonische contacten per dag, waarbij samen met de klant schademeldingen worden doorgenomen. Bij het aanhoren en doornemen van schademelding komen emoties vrij en bij het stellen van soms lastige maar noodzakelijke vragen, is begrip en medeleven met de klant een vereiste. Nu hij beperkt is geacht op het onderdeel emotionele problemen van anderen hanteren, is hij niet in staat om de noodzakelijke professionele distantie te betrachten in de beleving van de problemen van de klant. Eiser heeft in dit verband nog op gewezen dat bij het item “spreken” als toelichting wordt gegeven dat via de telefoon “discussiërend, argumenterend, overtuigend en duidelijk uitleggend” wordt gesproken met de klant. Verder, zo stelt eiser, is er sprake van multitasken, nu volgens de functiebeschrijving betrokkene telefonisch schademelding ontvangt en tijdens dat gesprek gegevens in het systeem moet worden ingevoerd. Dit alles maakt volgens eiser dat deze functie niet geschikt voor hem is.
10.2.
De rechtbank overweegt dat uit de functieomschrijving blijkt dat de functionaris telefonisch schademeldingen ontvangt en tijdens het gesprek gegevens invoert in het systeem. Daarbij krijgt hij automatisch vragen gepresenteerd die moeten worden gesteld aan de klant. Op deze wijze worden verschillende stappen, zoals het checken van de verzekeringsvoorwaarden, het inschakelen van een schade-expert of een schadeherstelbedrijf, het opvragen van stukken bij de politie, het toekennen of afwijzen van de schade en het betalen van de schade, doorlopen.
De arbeidsdeskundige b&b heeft als toelichting gegeven dat bij het hanteren van emotionele problemen van anderen vooral gaat om het inadequaat omgaan met emotionele problemen dat leidt tot verminderde handelingsmogelijkheden van de functionaris zelf wegens (ontstane) overgevoeligheid of onverschilligheid/ongevoeligheid. In deze functie is bij het telefonisch afhandelen het voor de functionaris niet nodig dat er evenwichtig wordt omgegaan met emotionele problemen van anderen. Het gaat hier om standaardclaims, waarbij het evenwichtig omgaan met emotionele problemen van anderen geen functie-vereiste is. Niet zoals bij functies zoals pedagogisch hulpverlener, woonbegeleider of maatschappelijk werker.
De rechtbank volgt de arbeidsdeskundige in zijn standpunt en concludeert dat, gezien de aard van deze functie, geen sprake is van omgaan met emotionele problemen van anderen. Weliswaar kan eiser via de telefoon in contact komen met mensen die onredelijk zijn en daardoor tussen hen mogelijk een conflict ontstaat, maar daarvoor geldt dat eiser blijkens de FML in staat worden geacht daarmee om te gaan. Voorts is er geen sprake van multitasken, nu eiser niet meerdere handelingen tegelijkertijd dient te verrichten. Er worden automatisch vragen gepresenteerd en de antwoorden dienen vervolgens één voor één in het systeem te worden ingevoerd.
11.1.
Eiser stelt ten aanzien van de functie administratief medewerker afhandelingen dat
voor het uitvoeren van deze werkzaamheden aandacht en concentratie is vereist om fouten te voorkomen en fouten op te sporen, waarbij ook in een rumoerige omgeving dient te worden gewerkt. Eiser betwijfelt dat in deze functie geen hoge eisen aan concentratie worden gesteld.
11.2.
De rechtbank vast dat eiser in de FML niet beperkt is geacht op de punten vasthouden van de aandacht en afleiden door activiteiten van anderen. De functie is daarom naar het oordeel van de rechtbank geschikt te achten voor eiser.
12.1.
Eiser stelt dat in de functie assemblage medewerker elektronische producten met machines wordt gewerkt machines of werktuigen gewerkt, zoals aan een van de drie wikkelmachines, die vanwege risico’s op letsel zijn beschermd met plastic beschermkap en met een spoelbakoven waarin spoelen worden versmolten. Dit zijn in potentie gevaarlijke machines. Nu eiser door de verzekeringsarts beperkt is geacht voor het werken
bijgevaarlijke machines, is deze niet functie niet geschikt.
12.2
De rechtbank overweegt dat blijkens de functiebelasting in deze functie geen sprake is van werken bij gevaarlijke machines. Er bestaat enkel een risico op brandwonden aan de vingers door het gebruik van een soldeerbout. De arbeidsdeskundige b&b stelt dat als de functionaris zich aan de veiligheidsvoorschriften houdt het risico op verwondingen bij de wikkelmachines en bakoven nihil is en dat de risico bovendien kan worden verminderd door een voorziening, zoals veiligheidshandschoenen. De rechtbank kan dit standpunt van de arbeidsdeskundige b&b volgen. Daarbij merkt de rechtbank op dat uit de functieomschrijving kan worden afgeleid dat de wikkelmachine pas wordt gestart nadat deze eerst met een beschermkap is afgesloten.
13.1.
De functie van huishoudelijk medewerker is volgens eiser fysiek te belastend voor hem. Tijdens de volledige duur van de werkzaamheden wordt gelopen en/of gestaan, in totaal 244 minuten. Dat is 4 uur meer dan het totaal aantal uren per dag. Deze overschrijding zou volgens de functiebelasting door de arbeidsdeskundige zijn besproken met de verzekeringsarts, maar daar is niet van gebleken. Bovendien is het niet wenselijk dat een functie wordt geduid waarin uitsluitend gelopen en/of gestaan wordt.
13.2.
Uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 20 oktober 2022 is de rechtbank gebleken dat de arbeidsdeskundige op 13 oktober 2022 contact heeft gehad met de verzekeringsarts over deze functie omdat geconstateerd was dat staan en lopen samen in totaal 244 minuten bedroeg. De verzekeringsarts heeft daarop aangegeven dat er sprake is van een marginale overschrijding en dat hij hier mee akkoord gaat. Verder is niet gebleken dat de verzekeringsarts heeft aangegeven dat eiser het staan en lopen dient af te wisselen met zitten. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om te concluderen dat de belasting in deze functie de belastbaarheid van eiser te boven gaat.
14.1.
Eiser stelt ten aanzien van de functie telefonist (centrale), medewerker callcenter dat in deze functie ongeschikt voor hem is omdat in deze functie sprake is van productiepieken, hoog handelingstempo, multitasking en geen routinematige werkzaamheden. Dat is een probleem voor hem. Verder dient hij helder en bondig te communiceren. Het is geen eenvoudig kantoorwerk.
14.2.
De rechtbank stelt vast dat uit de FML blijkt dat eiser deadlines en productiepieken in eenvoudig/routinematig werk kan hanteren en dat hij in eenvoudige taken een hoog handelingstempo aan kan. Met de arbeidsdeskundige b&b stelt de rechtbank voorts vast dat de werkzaamheden in deze functie eenvoudig van aard zijn en vooral ondersteunend kantoorwerk betreft. De functie bestaat voor 95% voor het beantwoorden van binnenkomende telefonische oproepen, waarbij de functionaris algemene informatie verstrekt over bezoekuren, bloedafnamepunten, informatieavonden en dergelijke en waarbij hij bellers doorverbindt naar betreffende organisatieonderdeel. Gezien eisers opleidingsniveau (Vwo-diploma) moet eiser naar het oordeel van de rechtbank in staat zijn deze werkzaamheden te verrichten. Ter zitting heeft eiser nog naar voren gebracht dat hij ook in deze functie dient om te gaan met emoties van anderen. Ook hier geldt dat de aard van de werkzaamheden niet met zich meebrengt dat eiser een professioneel luisterend oor dient te bieden aan andermans problemen.
15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser geschikt is voor alle geduide functies. Aangezien eiser met het vervullen van deze functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 35% bedraagt, heeft verweerder terecht geweigerd aan eiser per 26 juli 2022 een ZW-uitkering toe te kennen.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.