Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
M.A. Postma, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese vrouw, op 24 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit heeft zij de minister van Asiel en Migratie op 23 mei 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 7 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft echter geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb vastgelegd dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De wettelijke beslistermijn voor de minister om te beslissen op de aanvraag van eiseres eindigde op 24 augustus 2023. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 is deze termijn met negen maanden verlengd, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld. Hierdoor eindigde de beslistermijn op 24 mei 2024, wat betekent dat de ingebrekestelling van 23 mei 2024 prematuur was. De rechtbank concludeert dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.