ECLI:NL:RBDHA:2024:13200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.23221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Syrische nationaliteit met signaleringsbesluit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 29 april 2024 een opvolgende aanvraag ingediend, die door de minister op 29 mei 2024 niet-ontvankelijk is verklaard op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe elementen of bevindingen zijn die de opvolgende aanvraag rechtvaardigen. Eiser had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen vanwege een veroordeling tot 36 maanden gevangenisstraf wegens een poging tot doodslag. De rechtbank oordeelt dat de signalering van eiser voor 10 jaar ook gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de feiten en het belang van de openbare orde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister, zonder vergoeding van proceskosten.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 juli 2024, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.23221
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M. Pater),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1978 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft op 29 april 2024 een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 29 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Ook heeft de minister bepaald dat eiser gedurende 10 jaar wordt gesignaleerd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2024 op een zitting behandeld, tegelijk met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep.1 Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de minister de opvolgende asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en terecht heeft bepaald dat eiser gedurende 10 jaar wordt gesignaleerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eerdere asielaanvraag
3.1.
Eiser heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag bij besluit van 20 mei 2023 afgewezen. De
1 Zaak NL24.23222.
minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser weliswaar een reëel risico loopt op ernstige schade in Syrië vanwege de algemene situatie daar en normaal gesproken hierdoor een vergunning zou krijgen op basis van subsidiaire bescherming. De minister heeft de aanvraag echter afgewezen omdat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde aangezien hij op 22 februari 2023 is veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf wegens een poging tot doodslag. Aan eiser is verder een terugkeerbesluit en een inreisverbod van tien jaar opgelegd en op grond daarvan is eiser in het Schengen Informatie Systeem (SIS) geregistreerd. De afwijzing van de asielaanvraag is inmiddels onherroepelijk geworden. Het terugkeerbesluit en inreisverbod zijn door de rechtbank vernietigd.2
Huidige asielaanvraag
3.2.
Op 29 april 2024 heeft eiser opnieuw een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit. De minister heeft die aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hij heeft dit gedaan onder verwijzing naar het hierboven genoemde besluit van 20 mei 2023. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. De minister heeft verder een besluit tot signalering van eiser in het SIS genomen.
3.3.
Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 moet zo worden uitgelegd dat het begrip „nieuwe elementen of bevindingen” de elementen of bevindingen omvat die zich hebben voorgedaan na de definitieve beëindiging van de vorige asielprocedure, en ook de elementen of bevindingen die al bestonden vóór de beëindiging van die procedure maar waarop eiser zich niet heeft beroepen. Dit volgt uit het arrest van het Hof van Justitie XY.3
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser is het niet eens met de manier waarop het besluit tot stand is gekomen, omdat hij niet medisch is onderzocht voorafgaand aan het gehoor, het gehoor via een videoverbinding heeft plaatsgevonden met een tolk op afstand en de termijn voor correcties en aanvullingen nog liep op het moment dat de minister het voornemen uitbracht. Verder voert eiser aan dat hij op grond van het landenbeleid voor Syrië in aanmerking komt een verblijfsvergunning asiel, dat hij geen gevaar vormt voor de openbare orde en dat het onthouden van een verblijfsvergunning neerkomt op dubbele bestraffing. Ook betoogt eiser dat hij een verblijfsvergunning op humanitaire gronden had moeten krijgen, omdat terugkeer naar Syrië niet mogelijk is en hij anders wordt gedwongen tot illegaal verblijf in Nederland. Tot slot is volgens eiser de signalering onterecht en disproportioneel.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
4.1.
De beroepsgrond dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, slaagt niet. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
4.1.1.
Zoals de minister al in het besluit heeft toegelicht, is eiser niet uitgenodigd voor medisch onderzoek omdat op grond van artikel 3.109, zesde lid, van het Vb 2000 geen rust-
3 HvJ EU 9 september 2021, ECLI:EU:C:2021:710.
en voorbereidingstijd is gegund. Anders dan eiser betoogt, heeft de minister terecht geen aanleiding gezien voor medisch onderzoek. Uit het verslag van het gehoor blijkt namelijk niet dat eiser te kennen heeft gegeven dat hij een arts wilde zien of dat het niet goed met hem ging. Integendeel, eiser heeft tijdens het gehoor desgevraagd verklaard dat het goed met hem ging en dat hij in staat was te worden gehoord.
4.1.2.
Verder blijkt uit het verslag van het gehoor niet dat eiser door de videoverbinding problemen heeft ondervonden. Eiser heeft tijdens het gehoor geen enkele keer gevraagd om een vraag te herhalen of te verduidelijken. Aan het eind van het gehoor heeft eiser verklaard dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen, en op de vraag of hij nog op- of aanmerkingen had over de werkwijze van de hoormedewerker of de tolk heeft hij geantwoord dat hij geen commentaar had.
4.1.3.
Over het betoog dat de termijn voor het indienen van correcties en aanvullingen nog liep toen de minister het besluit nam, overweegt de rechtbank dat de minister op
24 mei 2024 het verslag van het gehoor aan de gemachtigde van eiser heeft gestuurd met een termijn van één dag voor het indienen van correcties en aanvullingen. Daarbij heeft de minister gewezen om de mogelijkheid van uitstel. Vervolgens heeft de minister op
26 mei 2024 het voornemen uitgebracht, dus ná afloop van de termijn voor het indienen van correcties en aanvullingen. Alleen al daarom slaagt dit betoog niet. Daarbij komt dat de minister de na afloop van de gestelde termijn ingediende correcties en aanvullingen heeft meegenomen in zijn besluit. Ook als eisers standpunt zou worden gevolgd is het daarom niet aannemelijk dat hij in zijn belangen zou zijn geschaad.
Komt eiser in aanmerking voor een verblijfsvergunning?
4.2.
De minister heeft de opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd. Gelet op de korte termijn die is verstreken tussen de afwijzing van zijn eerste asielaanvraag en zijn opvolgende aanvraag, is de enkele stelling van eiser dat hij geen gevaar vormt voor de openbare orde onvoldoende voor een ander oordeel. Ook het beroep van eiser op het ongewijzigde landenbeleid voor Syrië is geen nieuw element of nieuwe bevinding. De minister heeft de opvolgende aanvraag dus terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen nieuwe elementen of bevindingen zijn.
4.3.
Verder heeft de minister, anders dan eiser betoogt, terecht geen aanleiding gezien om te beoordelen of hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op humanitaire gronden. Op grond van artikel 3.6a, eerste lid, van het Vb 2000 is zo’n ambtshalve beoordeling alleen aan de orde bij een eerste asielaanvraag. In dit geval gaat het echter om een opvolgende aanvraag.
4.4.
Dat eiser het onthouden van een verblijfsvergunning als bestraffend beleeft, is geen reden om te oordelen dat dit in zijn geval ook bestraffend is. Ook dit betoog leidt daarom niet tot de conclusie dat de minister een verblijfsvergunning aan eiser had moeten verlenen.
Is de signalering onterecht of disproportioneel?
4.5.
De minister heeft terecht bepaald dat eiser voor de duur van 10 jaar wordt gesignaleerd, omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde dat een fundamenteel belang van de samenleving raakt. De minister heeft daaraan de veroordeling van eiser
wegens een poging tot doodslag ten grondslag gelegd. Gelet op de ernst van het feit waarvoor eiser is veroordeeld, heeft de minister niet ten onrechte zwaarder gewicht toegekend aan het belang van de samenleving bij bescherming dan aan het individuele belang van eiser. Volgens paragraaf A4/4.2 gelezen in samenhang met paragraafA4/2.3 van de Vc 2000 kan in zo’n geval een signalering van 10 jaar worden opgelegd. Eiser legt niet uit waarom dit in zijn geval disproportioneel zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.