Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
8 oktober 2021 tot en met 8 januari 2022 een algemene bijstandsuitkering op grond van de Pw naar de norm van een alleenstaande. In de tussenliggende periode zat eiser gedetineerd
.Eiser stond in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven op het adres
[adres] te [plaats] (het uitkeringsadres). Naar aanleiding van een bericht van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) aan de Haagse Pandbrigade op
18 november 2021, dat eiser niet op het uitkeringsadres zou verblijven en de woning illegaal zou onderverhuren, is verweerder een onderzoek gestart naar het recht van eiser op bijstand. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport Handhaving & Fraude van 16 december 2021 en in een rapport administratief onderzoek van 2 maart 2022. In die rapporten staat onder meer dat de FIOD op 9 februari 2021 en 13 september 2021 onderzoek heeft verricht bij het uitkeringsadres, alsmede dat de FIOD met buurtbewoners heeft gesproken, [naam] als getuige heeft gehoord, bankafschriften heeft bekeken en gesprekken van eiser in detentie heeft afgeluisterd. Daarnaast is eiser op 2 december 2021 door verweerder gehoord en heeft er aansluitend een huisbezoek plaatsgevonden. Voorts heeft ook verweerder [naam] gehoord.
november 2016 tot en met 11 juli 2020 woonde. De eerste paar maanden betaalde zij de huur van € 1.200,- per maand aan de makelaar, maar toen bleek dat zij en haar medebewoners zich niet op het adres konden inschrijven, is zij een overeenkomst met eiser aangegaan voor € 950,- per maand. Deze huur betaalde zij eerst contant aan eiser, maar later maakte zij de huur over op bankrekeningen van de zus van eiser. De sleutels van de woning heeft zij na vertrek aan drie personen uit Oekraïne gegeven, aldus de verklaring. Op
21 februari 2022 heeft [naam] deze verklaring bij verweerder herhaald. Zij verklaarde daarbij dat zij geen bewijs had van de betalingen aan de makelaar, aangezien haar partner die betalingen verzorgde. Als bewijs van de contante betalingen aan eiser heeft zij gewezen op acht bankopnames in de periode van 31 augustus 2017 tot en met 2 mei 2018 ten bedrage van in totaal € 6.580,-. Gelet hierop heeft verweerder de aan eiser verleende bijstand vanaf
31 augustus 2017 ingetrokken.
11 juli 2020 niet op het uitkeringsadres verbleef. [naam] heeft gedetailleerd verklaard en haar afgelegde verklaring bij de FIOD herhaald bij verweerder. Zij heeft expliciet verklaard de woning gehuurd en bewoond te hebben met haar familie. Daarnaast wordt de verklaring van [naam] ondersteund door de door haar overgelegde bankafschriften en de door de FIOD bekeken bankrekening van de zus van eiser, waaruit blijkt dat [naam] van 1 juni 2018 tot en met 11 juli 2020 periodiek € 950,- of € 1.000,- aan eisers zus overmaakte met de vermelding “flat”. Daarnaast blijkt uit de rekeningafschriften dat [naam] regelmatig bedragen aan eisers zus heeft overgemaakt met andere aan de huur van de woning te relateren vermeldingen, zoals “water”, “electricity”, “garbage” en “last bill. thank you for everything.” De verklaring dat [naam] eerder de huur contant aan eiser betaalde, wordt gesteund door de bankopnames in de periode van 31 augustus 2017 tot en met 2 mei 2018. Dat de genoemde bedragen niet exact overeenkomen met de bedragen die zijn gepind, is onvoldoende om geen geloof te hechten aan de verklaringen van [naam]. Voorts is van belang dat uit haar verklaringen blijkt dat eisers telefoonnummer bij haar bekend was. Verweerder heeft dan ook aan de hand van deze bevindingen terecht de conclusie getrokken dat eiser in periode 1 zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had. Dit is anders voor periode 2.
2 december 2021 niet de conclusie kan worden getrokken dat hij toen zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had. Zo zijn mannenspullen aangetroffen en heeft verweerder niet vastgesteld dat deze niet van eiser waren. Dat er vrouwenspullen zijn aangetroffen, betekent niet dat eiser er niet woonde. De stelling van verweerder dat eiser de in de woning aangetroffen ham en alcoholische drank vanwege zijn geloofsovertuiging niet zou nuttigen, is een aanname die niet is onderbouwd.
Beslissing
12 juli 2020 tot en met 8 januari 2022 en ten aanzien van de gehele terugvordering en brutering;
12 juli 2020 tot en met 8 januari 2022 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;