ECLI:NL:RBDHA:2024:13258
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.D. Gunster
- P.J.J. Schaap
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd behandeld. Eiser, van Syrische nationaliteit, had op 19 november 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet inhoudelijk behandeld omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn verzoek. Eiser had eerder op 24 oktober 2023 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming ingediend, wat leidde tot de conclusie dat Duitsland de verantwoordelijke lidstaat was volgens de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt dat de stelling van eiser dat hij nooit de intentie had om in Duitsland asiel aan te vragen, niet relevant is voor de beoordeling van de verantwoordelijkheidsvraag. De rechtbank stelt vast dat de informatie in Eurodac, waaruit blijkt dat eiser in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, leidend is. Eiser's argumenten over zijn afhankelijkheid van familie in Nederland en zijn psychische en lichamelijke klachten worden door de rechtbank niet als voldoende onderbouwd beschouwd om af te wijken van de Dublinverordening.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, en griffier P.J.J. Schaap, en is openbaar gemaakt op 20 augustus 2024.