ECLI:NL:RBDHA:2024:13263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 7414
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting en de gelijkstelling van nationale feestdagen aan zondagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. Eiser had zijn auto geparkeerd op Tweede Pinksterdag, een nationale feestdag, en was van mening dat hij geen parkeerbelasting verschuldigd was omdat deze dag gelijkgesteld zou moeten worden aan een zondag. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen formele wet bestaat die deze gelijkstelling ondersteunt. De Gemeentewet geeft gemeenten de vrijheid om te bepalen wanneer en hoeveel parkeerbelasting verschuldigd is, en er is geen verplichting om nationale feestdagen als zondagen te behandelen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, en oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Eiser was op de zitting niet verschenen, maar zijn standpunt werd vertegenwoordigd door de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, die de naheffingsaanslag verdedigde. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om de naheffingsaanslag te weerleggen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/7414
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 26 september 2023 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2024.
Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Specken, S. Rienks en R. Fasuur.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 29 mei 2023 om 15:46 uur stond de auto van eiser met kenteken [kenteken] geparkeerd aan Koninginnelaan te Leiden. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (het College) aangewezen als een plaats waar mag worden geparkeerd met een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormeld tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en dat de auto zonder geldige parkeervergunning geparkeerd stond. Naar aanleiding hiervan is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 69,30, bestaande uit € 2,80 aan parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten van de naheffing.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Het standpunt van eiser is dat hij op maandag 29 mei 2023, tweede Pinksterdag, geen parkeerbelasting verschuldigd was om de reden dat tweede Pinksterdag een officiële feestdag is en daarom als zondag geldt. Hij voert daartoe aan dat een tweede feestdag wettelijk is gelijkgesteld aan een zondag, in verband waarmee hij gewaagt van de “zon- en feestdagenregeling”. Voorts wijst hij erop dat binnen een aantal grote gemeenten op nationale feestdagen hetzelfde parkeerregime geldt als op zondag, en dat de website van de gemeente Leiden een vermelding zou hebben bevat die hij samenvat als: “Vrij parkeren op zondag? Dan ook op feestdagen” en die naar aanleiding van zijn bezwaarschrift van de website zou zijn verwijderd.
6. Met artikel 225 van de Gemeentewet heeft de wetgever de gemeenten de bevoegdheid verleend parkeerbelasting te heffen. Binnen de kaders van dat artikel 225 Gemeentewet is iedere gemeente vrij te bepalen waar, wanneer en hoeveel parkeerbelasting verschuldigd is. Artikel 225 Gemeentewet beperkt gemeenten niet in de keuze op zondag wel of niet parkeerbelasting te heffen, en in het bijzonder ook niet in de keuze op nationale feestdagen al dan niet hetzelfde regime van toepassing te doen zijn als op zondag.
Er bestaat ook niet een andere wet in formele zin waaruit voortvloeit dat (alle, of alle ‘tweede’) nationale feestdagen voor de heffing van parkeerbelasting gelijk moeten worden gesteld aan zondagen. In het bijzonder bestaat niet een algemene, zo door eiser genoemde, “zon- en feestdagenregeling” waaruit dat zou voortvloeien.
Aangezien de Gemeentewet iedere gemeente vrij laat in de keuze om op bepaalde dagen hetzelfde regime voor de parkeerbelasting van toepassing te verklaren als de zondag, draagt aan het standpunt van eiser niet bij dat enige grote gemeenten ervoor hebben gekozen dat te doen.
Of de website van verweerder een pagina heeft bevat met een inhoud die zo kan worden begrepen als eiser stelt te hebben gedaan, kan in het midden blijven. De regel dat op feestdagen het regime geldt van hun weekdag is door het College gesteld op basis van de in artikel 7 van de Verordening Parkeerbelastingen aan hem gedelegeerde bevoegdheid. Een mededeling op een website kan niet een op een Verordening berustende regel terzijde stellen.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Pelinck, rechter, in aanwezigheid van B.A.P. Frieling, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).