In deze zaak heeft eiser, een Gambiaanse nationaliteit houder, op 7 januari 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 8 november 2023 werd eiser geïnformeerd dat hij in de nationale procedure was opgenomen. Eiser heeft de minister op 8 mei 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 30 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft de minister in gebreke gesteld, maar de rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de minister eindigt op 4 februari 2025, na een verlenging van negen maanden op basis van artikel 42 van de Vreemdelingenwet (Vw).
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 8 mei 2024 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep derhalve kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.