ECLI:NL:RBDHA:2024:13286
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker op 29 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de minister, heeft verzoeker op 21 maart 2024 beroep ingesteld. Op 10 juli 2024 heeft de minister de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen hiermee instemden, en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister met het nemen van een besluit aan verzoeker tegemoet is gekomen, maar dat dit niet automatisch leidt tot recht op proceskostenvergoeding. De voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit moeten ook zijn voldaan.
De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag eindigde op 29 februari 2024, maar door een wijziging in de wet is deze termijn verlengd tot 29 november 2024. De rechtbank concludeert dat verzoeker zijn ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend, waardoor niet voldaan is aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. Hierdoor bestaat er geen recht op proceskostenvergoeding.
De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, en deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.