ECLI:NL:RBDHA:2024:13286

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.12410
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoeker op 29 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de minister, heeft verzoeker op 21 maart 2024 beroep ingesteld. Op 10 juli 2024 heeft de minister de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen hiermee instemden, en heeft het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister met het nemen van een besluit aan verzoeker tegemoet is gekomen, maar dat dit niet automatisch leidt tot recht op proceskostenvergoeding. De voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit moeten ook zijn voldaan.

De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag eindigde op 29 februari 2024, maar door een wijziging in de wet is deze termijn verlengd tot 29 november 2024. De rechtbank concludeert dat verzoeker zijn ingebrekestelling te vroeg heeft ingediend, waardoor niet voldaan is aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb. Hierdoor bestaat er geen recht op proceskostenvergoeding.

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, en deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12410

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Issa)
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

1. Verzoeker heeft op 29 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
Verzoeker heeft op 21 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
1.2.
Op 10 juli 2024 heeft de minister de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
1.3.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Overwegingen

2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Met het alsnog nemen van een besluit is aan eiser tegemoetgekomen. Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb is echter niet voldoende dat de minister met het alsnog nemen van een besluit aan eiser is tegemoetgekomen. Daarvoor moet ook zijn voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van dat besluit. Als niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit, bestaat geen recht op een vergoeding van de proceskosten.
4. Verzoeker heeft zijn asielaanvraag ingediend op 29 augustus 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoeker op 29 februari 2024 eindigen. De minister heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn op de asielaanvraag van verzoeker eindigt op 29 november 2024. Een ingebrekestelling kan pas worden ingediend op de eerste dag na afloop van de termijn voor het nemen van een besluit. De ingebrekestelling van 4 maart 2024 is dus te vroeg (prematuur) ingediend en zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep. [2]
5. Dat betekent dat niet werd voldaan aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb, zodat geen recht op een proceskostenvergoeding bestaat.
6. Het verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, tweede lid van de Awb.