In deze zaak heeft verzoeker op 23 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van stilzwijgen heeft verzoeker op 14 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft op 16 juli 2024 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Vervolgens heeft verzoeker op 18 juli 2024 het beroep tegen het niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om een veroordeling van de minister in de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de proceskosten van verzoeker voor vergoeding in aanmerking komen. Partijen zijn het eens over de hoogte van de vergoeding, die is vastgesteld op € 437,50.
De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de bekendmaking van deze uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.