ECLI:NL:RBDHA:2024:1331

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
NL23.32026
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over onterechte veroordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren op een onbekende datum, heeft op 18 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 september 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 behandeld, maar het onderzoek werd geschorst vanwege de afwezigheid van eiser. Op 24 januari 2024 werd het onderzoek voortgezet met eiser aanwezig.

De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht geen asielvergunning heeft verleend aan eiser, die stelt onterecht te zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar en vier maanden in Turkije wegens aanwezigheid bij een diefstal. De staatssecretaris acht de verklaringen van eiser ongeloofwaardig, onder andere omdat eiser niet heeft verklaard over een andere veroordeling en omdat er geen bewijs is dat zijn veroordeling onterecht was. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Turkije ten onrechte is veroordeeld en dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen.

De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij onterecht is veroordeeld en dat hij niet is geslaagd in deze opgave. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over de onterechte veroordeling terecht ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32026

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. B.H. Werink),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigden: mr. J.D. Albarda en mr. M. Verzijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Turkse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 18 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 september 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en mr. J.D. Albarda als gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst vanwege de afwezigheid van eiser.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voortgezet op 24 januari 2024. Aan deze zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en mr. M. Verzijden als gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiser terecht geen asielvergunning heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het bestreden besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij is in 2019 ten onrechte veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar en vier maanden vanwege aanwezigheid bij een diefstal. Er is geen concreet bewijs tegen eiser vastgesteld. Eiser is beschuldigd en veroordeeld op basis van een verklaring van een kennis die aanwezig zou zijn geweest bij de diefstal. Deze persoon zou hebben gezegd dat eiser wel aanwezig was bij de diefstal. Eiser stelt dat er niet goed naar zijn strafzaak is gekeken, omdat er door de couppoging in 2016 veel rechters in Istanbul zijn overgeplaatst of vervangen zijn door stagiaires en beginners.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Onterechte veroordeling door de Turkse autoriteiten.
5.1.
De staatssecretaris acht eisers verklaring dat hij onterecht is veroordeeld door de Turkse autoriteiten ongeloofwaardig. De staatssecretaris vindt dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas dat hij over een andere veroordeling in 2019 tot 4,5 jaar gevangenisstraf voor een diefstal niet in het nader gehoor heeft verklaard, maar pas in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor.
5.2.
Verder blijkt uit de door eiser overgelegde documenten van zijn strafprocedure dat hij wordt beschuldigd van de vermeende diefstal op basis van verklaringen van een kennis en vanwege het feit dat hij is geïdentificeerd op de camerabeelden. Eiser heeft niet verklaard dat hij zeker niet te zien is op die beelden. Hij zou overleggen met zijn advocaat om de camerabeelden in te dienen, maar hij heeft dit tot nu niet gedaan. Ook blijkt er geen rapport van een getuigendeskundige te zijn in het gemotiveerde vonnis van de rechter. Eiser heeft niet geprobeerd het rapport te verkrijgen. Dat eisers telefoonsignaal niet is gesignaleerd op de plek van het incident betekent niet dat eiser er niet is geweest. Hij kan zijn telefoon niet bij zich hebben gehad of hebben uitgezet.
5.3.
Nu er verder geen concrete indicaties naar voren zijn gekomen dat er sprake is geweest van een oneerlijke strafprocedure en er uit algemene informatie geen concrete contra-indicaties zijn gevonden dat het Turkse rechtssysteem in zijn algemeenheid niet deugt, gaat de staatssecretaris ervan uit dat de inhoud van de strafrechtelijke documenten juist is. Dat verdachten in Gülen-zaken massaal worden veroordeeld met of zonder overtuigend bewijs staat los van eisers strafzaak, die geen enkele politieke aard heeft. Ook volgt de staatssecretaris eisers verklaring dat door de couppoging in 2016 veel rechters zijn vervangen door beginnende rechters en dat dat van invloed is geweest op zijn strafdossier, niet. Eiser heeft dit niet onderbouwd.
5.4.
Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard. De staatssecretaris vraagt zich af waarom eiser heeft verklaard dat hij de uitspraak van de rechter over de diefstal juridisch op zijn plaats vindt terwijl de kern van zijn asielrelaas neerkomt op een gestelde onterechte veroordeling door de rechtbank. Ook wordt eiser niet gevolgd in zijn verklaring dat de kans groot is dat zijn zaak niet wordt bekrachtigd: niet duidelijk is waarom hij er toentertijd voor te vrezen zou hebben gehad. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de data van de diefstal en van zijn arrestatie. Nu die een belangrijk onderdeel vormen van zijn asielrelaas en eiser toegang heeft tot zijn strafdossier, mag van hem worden verwacht dat hij hierover kan verklaren.
5.5.
Gelet op het voorgaande concludeert de staatssecretaris dat de asielaanvraag ongegrond is.
De beroepsgronden
6. Eiser stelt dat de staatssecretaris er ten onrechte van uit gaat dat hij in een eerlijke procedure, met bewijsmiddelen, is veroordeeld in verband met diefstal.
6.1.
Eiser dacht dat de andere veroordeling niet belangrijk was om te vermelden in verband met zijn asielrelaas. Hij had er ook geen belang bij om die veroordeling te verzwijgen. De correcties en aanvullingen op een gehoor zijn bedoeld voor dit soort zaken. Er is geen reden om door de wat late vermelding te twijfelen aan de rest van eisers asielrelaas.
6.2.
Eiser benadrukt dat hij niet bij de inbraak aanwezig is geweest en dus niet op de camerabeelden te zien kan zijn geweest. Eiser heeft zijn Turkse raadsman gevraagd of het mogelijk is om de camerabeelden op te sturen, maar daar heeft hij tot nu toe nog geen reactie op gehad. Uit de inmiddels vertaalde stukken over het deskundigenbericht blijkt niet dat eiser is herkend door de deskundige. Verder heeft eiser geen reden te twijfelen aan de gegevens van de zendmasten, nu deze bevestigen dat hij niet op de plaats van het delict was. De combinatie van feiten maakt het waarschijnlijk dat de andere verdachte bij het delict aanwezig was en niet eiser. Zijn telefoon was immers wel ter plekke, en ook zijn auto was op de plaats van het delict. Tegelijkertijd blijkt nergens uit de stukken dat eiser en de andere verdachte beiden aanwezig waren. Gelet op het aantal aanwezigen op de plaats van delict, kan slecht één van hen beiden daar zijn geweest. Er moet daarom ook gekeken worden naar de bewijslast tegen de andere verdachte. Deze andere verdachte heeft geprobeerd zichzelf vrij te pleiten door eiser te beschuldigen. Eiser is ten onrechte enkel op basis van de verklaring van deze andere verdachte veroordeeld.
6.3.
Eiser blijft erbij dat zijn zaak mogelijk ernstig is beïnvloed door het feit dat deze
plaats vond vlak na de mislukte staatsgreep in Turkije. Zoals ook niet door de staatssecretaris wordt betwist zijn daarna heel veel rechters vervangen. Vaak zijn onervaren rechters voor hen in de plaats gekomen. Vanaf dat moment was het voor rechters ook van groot belang om duidelijk te maken dat zij zelf recht in de leer waren, om te voorkomen dat zij ook beschuldigd zouden worden Gülenist te zijn. Het ligt voor de hand dat de nieuwe onervaren rechters uiterst terughoudend zijn geweest bij het tegenspreken van het machtige Ministerie van Justitie, door verdachten vrij te spreken. Dat speelt natuurlijk vooral in zaken over betrokkenheid bij de Gülen-beweging, maar ongetwijfeld heeft dat ook invloed op gewone strafzaken. Eiser overlegt een tweet van de president van het Constitutioneel Hof waarin deze aangeeft dat twee van de drie veroordeelden in Turkije onschuldig is.
6.4.
Verder heeft eiser duidelijk uitgelegd dat zijn opmerking dat de uitspraak juridisch misschien klopt, niet betekent dat hij een bekentenis heeft afgelegd. Eiser schatte het risico op afwachten van de uitspraak van het Hof van Cassatie in als hoog, omdat de eerder opgelegde straf hoog is, en heeft ervoor gekozen in het buitenland af te wachten hoe het afloopt met de procedure. Ook blijft eiser van mening dat het niet vreemd is dat hij de datum van het delict in het nader gehoor niet heeft kunnen noemen. Hij was er niet bij, heeft later die datum wel een aantal keren gehoord, maar de exacte datum was voor hem niet zo belangrijk. Hij heeft zich helemaal gericht op de bewijsvoering. Wat betreft de datum waarop hij is opgepakt: hij heeft die wel ongeveer kunnen aangeven, en is van mening dat dit geloofwaardig is. Het is een aanname van de staatssecretaris dat iedereen die met dit soort dingen te maken krijgt dit opslaat en nooit meer vergeet.
Overwegingen van de rechtbank7. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij in Turkije ten onrechte is veroordeeld in verband met diefstal en als gevolg daarvan in aanmerking zou behoren te komen voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank is van oordeel dat eiser hierin niet is geslaagd.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte eisers verklaringen dat hij zonder bewijsmateriaal en dus ten onrechte is veroordeeld in verband met diefstal ongeloofwaardig geacht. Bij dit standpunt heeft de staatssecretaris mogen betrekken dat eiser in het nader gehoor niet heeft verklaard over een andere veroordeling voor een diefstal. De staatssecretaris heeft er verder niet ten onrechte op gewezen dat uit de overgelegde vertaalde stukken van het vonnis niet is gebleken dat eiser ten onrechte is veroordeeld in verband met diefstal. Dat eiser niet bij alle bewijsstukken wordt genoemd betekent nog niet dat hij ten onrechte is veroordeeld. De rechtbank verwijst naar de overwegingen van de staatssecretaris over de camerabeelden, het getuigenbericht en de telefoongegevens.
7.2.
Ook heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat vervanging van rechters door nieuwe onervaren rechters heeft geleid tot een onterechte veroordeling van eiser in verband met diefstal. De staatssecretaris heeft erop kunnen wijzen dat het slechts een aanname van eiser is dat hij is veroordeeld door nieuwe onervaren rechters. Verder heeft eiser zijn stelling niet onderbouwd dat de terughoudendheid van nieuwe onervaren rechters om verdachten vrij te spreken vooral speelt in zaken over betrokkenheid bij de Gülen-beweging, maar dat dit ongetwijfeld ook invloed heeft op gewone strafzaken. De tweet dat twee op de drie veroordeelden onschuldig is, waarnaar eiser heeft verwezen, is niet afkomstig van de president van het Constitutioneel Hof. Ook maakt een enkele tweet niet dat eisers veroordeling voor diefstal onterecht is. Dit is niet gebleken uit de door eiser overgelegde gegevens.
7.3.
Ten slotte heeft de staatssecretaris bij zijn standpunt mogen betrekken dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de juridische inhoud en de conclusie van het vonnis, de verwachte uitkomst van het hoger beroep en de datum van de diefstal en van zijn arrestatie. De staatssecretaris heeft eisers verklaringen voor deze tegenstrijdigheden onvoldoende mogen vinden om de verklaringen van eiser over de onterechte veroordeling voor diefstal niet meer ongeloofwaardig te vinden.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen dat hij onterecht is veroordeeld in verband met diefstal ongeloofwaardig zijn. De staatssecretaris heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.