2.4.Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beoordeling door de rechtbank
3. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat vindt eiser?
4. In het beroep met zaaknummer 22/7552 stelt eiser dat hij primair besluit 2 nooit heeft ontvangen. Wel heeft hij een bedrag van € 406,- overgemaakt gekregen. Eiser is het er niet mee eens dat de toekenningsperiode strekt van 1 mei 2022 tot 30 april 2023. Hij heeft in de voorgaande jaren de aanvraag ingediend op 7 april 2020 en 6 april 2021. Die waren toegekend met als toekenningsperiode 1 mei t/m 30 april van het jaar daar op volgend. Eiser stelt dat het onjuist en misleidend is dat de aanvraag pas vanaf 1 mei 2022 gedaan zou kunnen worden. Volgens hem is de peildatum de datum waarop een persoon de toeslag aanvraagt gelijk aan de ingangsdatum. Eiser is van mening dat in de voorgaande jaren de toekenningsperiode onjuist was en hij vanaf 7 april 2022 recht op de toeslag moet hebben, in plaats van per 1 mei 2022.
5. In het beroep met zaaknummer 23/4375 stelt eiser dat hij meerdere brieven heeft gezonden naar het college vanwege het niet ontvangen van primair besluit 2 waar hij geen reactie op heeft gekregen. Eerst in de processtukken die de rechtbank Den Haag op
13 januari 2023 aan eiser heeft gezonden trof hij primair besluit 2 aan. Eiser vindt dat het college hem opzettelijk heeft belemmerd in de uitoefening van zijn rechten. Eiser stelt dat hij de gemeente tweemaal in gebreke heeft gesteld: eenmaal op 27 oktober 2022 vanwege het te laat beslissen op zijn bezwaar van 13 april 2022 en eenmaal op 3 maart 2023 in verband met het niet-tijdig beslissen op bezwaar van 29 november 2022. Derhalve verzoekt eiser dat hij tweemaal een maximaal verbeurde dwangsom ontvangt.
Wat oordeelt de rechtbank?
6. De rechtbank ziet zich (ambtshalve) gesteld voor de vraag of eiser een belang heeft bij een inhoudelijk beoordeling van beide beroepen. Het college heeft namelijk de aanvraag van eiser toegekend met primair besluit 2 en met het besluit van 27 juni 2023 is de volledige dwangsom toegekend aan eiser.
7. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van beide beroepen.
9. Met betrekking tot het beroep met zaaknummer 22/7552 stelt de rechtbank vast dat het college eiser met primair besluit 2 volledig aan eiser is tegemoetgekomen.
Eiser heeft slechts een principieel belang bij zijn beroep en dat ziet op de toekenningsdatum. Eiser vindt dat de peildatum in het verleden (in 2018) onjuist is bepaald op 1 mei waardoor hij nu pas vanaf 1 mei de toeslag (weer) kan aanvragen. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser met zijn beroep het door hem beoogde resultaat niet bereiken, namelijk een (her)beoordeling van het besluit uit 2018. Derhalve heeft eiser geen procesbelang bij dit beroep.
10. De rechtbank begrijpt eisers beroep met zaaknummer 23/4375 zo dat eiser beoogt een dwangsom over dwangsom te verkrijgen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (ABRvS) blijkt dat het stapelen van dwangsommen niet mogelijk is.Geen dwangsom is verschuldigd wegens het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit of het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar tegen een dwangsombesluit. Er zijn immers geen aanknopingspunten dat de wetgever heeft beoogd de ingebrekestelling aan te merken als een aanvraag in de zin van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb; het bestuursorgaan kan om die reden niet krachtens die bepaling een dwangsom verbeuren wegens het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit. De rechtbank is van oordeel dat eiser ook geen procesbelang heeft bij dit beroep.