Op 7 oktober 2022 heeft verzoekster, een Syrische vrouw, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te verblijven. Na het uitblijven van een besluit heeft zij op 26 september 2023 beroep ingesteld, dat door de rechtbank gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. Op 9 februari 2024 heeft verzoekster opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft op 19 juni 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor verzoekster geen griffierecht hoeft te betalen. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister is in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is aan de partijen verzonden.