In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Iraakse nationaliteit, op 7 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de minister op 31 mei 2024 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Vervolgens heeft eiser op 14 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na ontvangst van de ingebrekestelling. De rechtbank constateert dat de ingebrekestelling op 31 mei 2024 is verstuurd, maar het beroep is pas op 14 juni 2024 ingediend, voordat de volledige termijn van twee weken was afgewacht.
Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.