ECLI:NL:RBDHA:2024:13365
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor illegaal verblijvende Moldavische eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over het beroep van een Moldavische eiser tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De eiser, die illegaal in Nederland verbleef, had een terugkeerbesluit ontvangen met een vertrektermijn van 28 dagen en een inreisverbod voor de duur van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het terugkeerbesluit had opgelegd, aangezien niet in geschil was dat de eiser geen rechtmatig verblijf had. De rechtbank wees erop dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor verblijf in Nederland en dat het terugkeerbesluit een noodzakelijke maatregel was om illegaal verblijf tegen te gaan.
De eiser voerde aan dat er geen onttrekkingsgevaar was en dat hij over voldoende middelen beschikte om in zijn levensonderhoud te voorzien. De rechtbank verwierp deze argumenten en stelde vast dat de staatssecretaris verplicht was om een terugkeerbesluit uit te vaardigen. Ook het inreisverbod werd door de rechtbank bekrachtigd. De eiser had betoogd dat de duur van het inreisverbod van twee jaar onterecht was en dat hij in andere Europese landen werk zou kunnen vinden. De rechtbank oordeelde echter dat het inreisverbod een gevolg was van het illegale verblijf van de eiser en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om de duur van het inreisverbod te verkorten. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.