ECLI:NL:RBDHA:2024:13409
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te maken met een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit gebeurde op basis van de stelling dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 11 juni 2024, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S. Kalu-Mollema, en een tolk, J. Alkinani. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.A.C.M. Prins. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.19698, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 juli 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.