ECLI:NL:RBDHA:2024:13411
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Bulgarije
In de zaak met zaaknummer NL24.18860 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit gebeurde op basis van de overweging dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 4 juni 2024 in Utrecht, waar de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D.W.M. van Erp, aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. E.H.J.M. de Bonth. Tijdens de zitting was ook een tolk, M. El Majdoudi, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat dit niet meer nodig was, aangezien er op dezelfde dag ook uitspraak werd gedaan in een andere zaak (NL24.18859) die verband hield met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 juni 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.