ECLI:NL:RBDHA:2024:13424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.40514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag, proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiser op 28 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 1 augustus 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 7 augustus 2024 de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank constateert dat de minister met het besluit van 7 augustus 2024 alsnog op de asielaanvraag heeft beslist, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. De gemachtigde van eiser heeft op 20 augustus 2024 aangegeven dat eiser een andere gemachtigde heeft aangesteld voor een beroepsprocedure tegen het besluit van 7 augustus 2024. Dit betekent dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet mede betrekking heeft op het besluit van 7 augustus 2024, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40514

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 1 augustus 2022.
Bij besluit van 7 augustus 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 7 augustus 2024 alsnog heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. Dit betekent dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
2. Bij bericht van 20 augustus 2024 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld dat eiser een andere gemachtigde in de arm neemt voor het voeren van een beroepsprocedure tegen het besluit van 7 augustus 2024 en dat hij ervan uitgaat dat de andere gemachtigde er niet voor kiest om het beroep tegen het niet-tijdig beslissen mede betrekking te laten hebben op het besluit van 7 augustus 2024. Het beroep heeft daarom niet op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb mede betrekking op het alsnog genomen besluit.
3. Het beroep is gelet op het voorgaande kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 22 augustus 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.