In deze zaak heeft eiser op 28 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 1 augustus 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 7 augustus 2024 de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank constateert dat de minister met het besluit van 7 augustus 2024 alsnog op de asielaanvraag heeft beslist, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig beslissen. De gemachtigde van eiser heeft op 20 augustus 2024 aangegeven dat eiser een andere gemachtigde heeft aangesteld voor een beroepsprocedure tegen het besluit van 7 augustus 2024. Dit betekent dat het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet mede betrekking heeft op het besluit van 7 augustus 2024, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze kosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.