ECLI:NL:RBDHA:2024:13439
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J.H. Lange
- M.A.W.M. Engels
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na ongegrondverklaring verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 8 januari 2024 te horen dat zijn aanvraag was afgewezen door de minister van Asiel en Migratie. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 maart 2024 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.J.A. Rinkes, en een tolk, J.T. Mgbejume, aanwezig was. De minister werd vertegenwoordigd door mr. K. Kanters.
De rechtbank heeft op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in de beroepsprocedure, maar per abuis geen uitspraak gedaan over de voorlopige voorziening. Aangezien de beroepsprocedure inmiddels was afgerond, was er geen connexiteit meer tussen de twee zaken. Dit leidde ertoe dat de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat het verzoek om voorlopige voorziening niet ontvankelijk was verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 juli 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.