ECLI:NL:RBDHA:2024:13456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
22 augustus 2024
Zaaknummer
24.2407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft eiser op 15 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft op 30 juni 2023 medegedeeld dat eiser is opgenomen in de nationale procedure, wat betekent dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft de minister op 21 mei 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 11 juni 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de wettelijke beslistermijn voor de minister zes maanden bedraagt na ontvangst van de aanvraag. In dit geval eindigde deze termijn op 30 december 2023. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 is de beslistermijn met negen maanden verlengd voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is, en ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. Hierdoor is de ingebrekestelling van 21 mei 2024 prematuur ingediend, en voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24070

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Gart),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

1. Eiser heeft op 15 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
De minister heeft eiser op 30 juni 2023 op de hoogte gesteld dat hij is
opgenomen in de nationale procedure, nadat duidelijk is geworden dat Nederland verantwoordelijk is voor zijn aanvraag op grond van de Dublinverordening.
1.2.
Bij brief van 21 mei 2024 heeft eiser de minister in gebreke gesteld wegens het
niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
1.3.
Op 11 juni 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
1.4.
De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Wat staat in de wet over het niet tijdig nemen van een besluit?
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat
een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn
verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
Wat is de beslistermijn?
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de
minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
5. In artikel 42, zesde lid, van de Vw is bepaald dat indien in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn, bedoeld in het eerste lid, aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.
Wat zijn de overwegingen van de rechtbank?
6. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 15 september 2022. Bij brief van 30 juni 2023 heeft de minister eiser medegedeeld dat hij in de nationale procedure is opgenomen. Dit betekent dat Nederland met ingang van 30 juni 2023 verantwoordelijk is geworden voor de aanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser op 30 december 2023 eindigen. De minister heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, aangevangen tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 21 mei 2024 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
7. Het beroep is, gelet op het voorgaande, kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van
M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.