ECLI:NL:RBDHA:2024:13492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
09/153888-24, 09/114256-24, 09/140636-24 en 09/151018-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige bedreigingen en beledigingen tegen ambtenaren met onvoorwaardelijke ISD-maatregel

Op 22 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere ambtenaren heeft bedreigd en beledigd. De zaak betreft vier parketnummers, waarbij de verdachte op 6 mei 2024 in 's-Gravenhage bedreigingen heeft geuit aan drie ambtenaren, waaronder een buitengewoon opsporingsambtenaar en twee politieagenten. De bedreigingen omvatten ernstige uitspraken zoals het verkrachten en vermoorden van familieleden van de ambtenaren. Daarnaast heeft de verdachte op 3 april en 24 april 2024 ook beledigende uitlatingen gedaan tegen andere ambtenaren, waarbij hij hen beledigde met termen als 'kankerhoer'. Op 3 mei 2024 heeft de verdachte bovendien een gebiedsverbod overtreden en zich beledigend uitgelaten naar meerdere ambtenaren. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de ambtenaren en het beschikbare bewijs, waaronder camerabeelden, de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een stelselmatige dader is, gezien zijn eerdere veroordelingen en het recidiverisico. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, wat de rechtbank heeft opgelegd. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet in staat was om zich aan de regels te houden en dat er geen reële kans op rehabilitatie was zonder een gedwongen kader. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, zonder aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/153888-24, 09/114256-24, 09/140636-24 en 09/151018-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 22 augustus 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , Iran,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaatsnaam] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.A. Ramdharie-Beckers en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.R.D. Kommer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 09/153888-24 (hierna dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 6 mei 2024 te 's-Gravenhage [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of verkrachting, door die [naam 1] en/of die [naam 2] en/of die [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen
- " ik ga je zusje verkrachten en haar gezicht verbranden en haar daarna vermoorden;
- ik ga je kankermoeder neuken;
-je gezicht is verbrand;
-je gaat branden;
-jullie gaan branden,
- wacht maar ik ga je doodmaken;
- ik ga je verbranden met hete kolen";
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 6 mei 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 1] , buitengewoon opsporingsambtenaar Gemeente Den Haag en/of [naam 2] , agent bij de eenheid Den Haag en/of [naam 3] , agent bij de eenheid Den Haag gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen:
- "( jij bent een) kankersukkel;
- ( jij bent een) kankerhoer";,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 09/114256-24 (hierna dagvaarding II)
hij op of omstreeks 3 april 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 4] , hoofdagent bij de Eenheid Den Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: vieze vuile kankerhoer en/of kankerslet, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Ten aanzien van parketnummer 09/140636-24 (hierna dagvaarding III)
hij op of omstreeks 24 april 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 5] , politieagent eenheid Den Haag gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "kankerhoer" en/of "door jou heb ik 138 dagen moeten zitten, kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of in haar richting te spugen;
Ten aanzien van parketnummer 09/151018-24 (hierna dagvaarding IV)
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 10729151 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten art 172a van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente Den Haag, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen 3 april 2024 (09:00 uur) tot en met 3 juli 2024 (09:00 uur) niet mocht bevinden in/op Spui - Bierkade - Dunne Bierkade - Zuidwal - Hooftskade - Jacob Catsstraat - Hoefkade - Kaapseplein - Kaapstraat - Schalk Burgerstraat - Paul Krugerlaan - Delftselaan - Vaillantplein - Gerard Doustraat - Houtzagerssingel - Brouwersgracht - Prinsengracht - Jan Hendrikstraat - Riviervismarkt - Dagelijkse Groenmarkt - Buitenhof - Hofweg, door, zich op voornoemde datum om 09:25 uur in/op het Hobbemaplein, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [naam 6] (brigadier bij de Eenheid Den Haag) en [naam 7] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "sukkels", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I, II, III en IV ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van de bij dagvaarding I en IV onder 1 ten laste gelegde feiten bepleit. Met betrekking tot de bij dagvaarding II, III en IV onder 2 ten laste gelegde feiten is namens de verdachte geen verweer gevoerd. Wel is bepleit dat schuldigverklaring zonder strafoplegging of ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
3.3.
Dagvaarding I
3.3.1
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024142381, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 46).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 6 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 9 en 10):
Op maandag 6 mei 2024 was ik samen met mijn collega [naam 2] , werkzaam als politieagent, in uniform gekleed, reden wij samen in een opvallend dienstvoertuig en waren wij belast met noodhulpsurveillance. (...) Om 10:41 uur kwamen wij ter plaatse op de Meppelweg in Den Haag. (...) Naast de collega's van Handhaving zag ik een man die op een trapje van de portiek zitten.
Ik hoorde de man zeggen: "Kankersukkels" tegen de Handhaving. Toen ik na de fouillering geen identiteitsbewijs had gevonden, vroeg ik de man wat zijn voor- en achternaam was. Ik hoorde de man zeggen :"Kankersukkels je kan dit toch opzoeken, waarom gooi je olie op de vuur". Ik zag op ongeveer vier meter afstand
naast ons dienstvoertuig, medewerkers van de groenvoorziening van de gemeente, omkijken naar ons nadat de man de beledegingen naar mij uitte. Toen ik de man in ons dienstvoertuig had geplaatst hoorde ik hem zeggen tegen mij: "Kankersukkel". Hierna hoorde ik de man tegen mijn collega [naam 2] zeggen: "Kanker vieze hoer".
Ik hoorde de man tijdens de rit de volgende beledigingen roepen richting mij: "Kankersukkel, ik ga je zusje verkrachten en haar gezicht verbranden en haar daarna vermoorden, ik ga je kankermoeder neuken, dit ga ik ook met jouw moeder doen". De bovenstaande beledigingen herhaalde hij meerdere malen. Ik voelde mij bedreigd en beledigd. De beledigingen waren in het bijzijn van anderen. Hierdoor voelde ik mij in mijn goede naam en eer aangetast. De man kwam zeer onberekenbaar over, hierdoor voelde ik mij bedreigd door de woorden die de man naar mij uitsprak. Hij herhaalde dit ook meermaals. De bedreigingen moeten wel naar ons zijn gericht, omdat dit in het voertuig plaatsvond waar alleen mijn collega en ik in zaten.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 6 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 25 en 26):
Op maandag 6 mei 2024 omstreeks 10.40 uur was ik, samen met politie-collega [naam 3] , aan het werk als politieambtenaar. Wij waren belast met de noodhulpsurveillance. Wij droegen een herkenbaar politie-uniform en reden in een opvallend gestreept politievoertuig.
Wij probeerden de autogordel bij de man om te doen. Hierbij zag ik dat de man richting collega [naam 3] keek en hoorde ik hem zeggen: ‘Jij bent een kankersukkel’. Vervolgens keek hij mij aan en hoorde ik hem zeggen: 'Jij bent een vieze kankerhoer'. Daarna hoorde ik hem zeggen: 'Jullie gaan branden, jullie gaan zien. Jullie gezichten gaan branden.' De laatste zin hoorde ik hem meerdere malen herhalen.
Gedurende de rit was de man fysiek erg bewegelijk en onrustig en verbaal zeer agressief. Ik hoorde de man tijdens de rit de volgende beledigingen en bedreigingen roepen:
- Jullie gaan branden, jullie gaan zien;
- ik ga je zus verkrachten en dan ga ik haar vermoorden en verbranden en je moeder ook;
- kankersukkel;
- kankerhoer.
Aangekomen op politiebureau Scheveningen bleek de man mij te zijn:
- [verdachte] , geboren [geboortedatum] -1985.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 24):
Ik bekeek de camerabeelden van het incident en ik zag het volgende:
Ik zag dat het bodycambeelden zijn van de collega [naam 2] . Ik zag dat de tijdsaanduiding op de camerabeelden klopte met de tijd die was aangegeven in de aangiftes. Ik zag dat de beelden van goede kwaliteit waren. Ik zag dat de beelden in kleur waren. Ik hoorde dat er geluid bij de beelden zat.
Ik hoorde om 10:44:40 uur dat de verdachte vervolgens in het dienstvoertuig tegen de mannelijke politie collega zei: 'kankersukkel'.
Ik hoorde om 10:46:44 uur dat de verdachte zei: 'je bent een kanker vieze hoer'.
Ik hoorde de verdachte meerdere malen schreeuwen vanaf de achterbank. Ik hoorde op 10:47:20 uur dat de verdachte zei: 'neuk ik jouw moeder'.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 44-46):
Wij, verbalisanten [naam 8] en [naam 1] , gemeentelijke opsporingsambtenaren van de gemeente 's-Gravenhage als buitengewoon opsporingsambtenaren verklaren:
Op maandag 06 mei 2024, omstreeks 10:43 uur, hielden wij een actie bij het tankstation de Haan gelegen aan de Meppelweg nummer 1381 te ’s-Gravenhage. Wij hebben de betrokkene aan de overkant van Meppelweg staande gehouden.
De betrokkene gaf een nummer door en op dat moment begon de betrokkene beledigingen te uiten aan [naam 1] zoals je gezicht is verbrand en je gaat branden. Dat heeft de betrokkene meerdermalen uitgesproken. De betrokkene bleef het maar herhalen.
3.3.2
Bewijsoverwegingen
Meerdere verbalisanten hebben op ambtseed verklaard dat de verdachte veel uitingen tegen hen heeft geschreeuwd die zij als beledigend en/of bedreigend hebben ervaren. Door de verdediging is bepleit dat de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit zijn om te horen wat er wordt gezegd. In samenhang met de ontkennende verklaring van de verdachte dient dat volgens de verdediging tot vrijspraak te leiden.
De rechtbank acht op basis van de gebruikte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het onder 2 tenlastegelegde, te weten het beledigen van zowel de heer [naam 3] , mevrouw [naam 2] en de heer [naam 1] , allen zijnde een ambtenaar in functie, wettig en overtuigend bewezen. De op ambtseed opgemaakte verklaringen komen immers in grote lijnen met elkaar overeen en worden ondersteund door het proces-verbaal over het uitkijken van de camerabeelden.
Dat de verdachte uitingen heeft gedaan die door diezelfde drie verbalisanten als bedreigend zijn ervaren (het onder 1 tenlastegelegde), acht de rechtbank om dezelfde reden bewezen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de verbalisanten verklaren dat de verdachte onberekenbaar overkwam en zijn bedreigingen maar bleef herhalen. In samenhang bezien met de aard van die uitingen, is de rechtbank van oordeel dat bij de verbalisanten in die omstandigheden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
3.4.
Dagvaarding II
3.4.1
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024104217, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 28).
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 3 april 2024, voor zover inhoudende (p. 6):
Ik doe aangifte van opzettelijke belediging van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening. Ik voelde mij beledigd en in mijn goede naam en eer geschaad. Ik ben werkzaam als politieambtenaar. Ik was in uniform gekleed en belast met de noodhulpsurveillance. Tijdens deze werkzaamheden werd ik beledigd door verdachte [verdachte] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 april 2024, voor zover inhoudende (p. 9 en 10):
Op woensdag 3 april 2024, omstreeks 11:00 uur reed ik, verbalisant [naam 9] , samen met collega [naam 4] , in een opvallend dienstvoertuig in het bewakingsgebied Loosduinen. Wij waren in politie-uniform gekleed en met de noodhulpsurveillancedienst belast. Wij werden door de centralist van de Meldkamer van de Eenheid Den Haag opgeroepen en werden gestuurd naar [adres] te 's-Gravenhage. Ik zag dat de man wegliep in de richting van [naam 4] en zag dat zij zijn arm vastpakte. Ik hoorde de man de volgende woorden tegen mijn collega zeggen: "raak me niet aan jij vuile vieze kankerhoer" "jullie vrouwen mogen mij niet aanraken hoeren”.
3.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 3 april 2024, voor zover inhoudende (p. 12 en 13):
Op woensdag 3 april 2024, omstreeks 11:00 uur reed ik, verbalisant [naam 4] , samen met collega aspirant [naam 9] , in een opvallend dienstvoertuig in het bewakingsgebied Loosduinen. Wij waren in politie-uniform gekleed en met de noodhulpsurveillancedienst belast. Wij werden door de centralist van de Meldkamer van de Eenheid Den Haag opgeroepen en werden gestuurd naar [adres] te 's-Gravenhage. Ik zag dat de man zich naar mij toedraaide en naar mij toe kwam lopen.
Ik pakte met mijn rechterarm zijn arm beet. Ik hoorde de man zeggen dat ik hem niet aan moest raken. Ik hoorde de man hierna het volgende tegen mij schreeuwen: "Jij vuile vieze kankerhoer, je moeder is geneukt door een junk, vuile vieze kankerslet, raak mij niet aan, jullie vrouwen mogen mij niet aanraken, hoeren, jullie vrouwen zijn niks, jullie zijn kankerhoertjes.".
Ik zag dat er omstanders keken naar ons en voelde mij in mijn eer en goede naam aangetast.
3.4.2
Bewijsoverwegingen
Twee verbalisanten hebben op ambtseed verklaard dat de verdachte tegen verbalisant [naam 4] “vuile vieze kankerhoer” heeft geschreeuwd. Door de verdediging is gesteld dat de verdachte niet meer weet of hij dat heeft geroepen. De rechtbank acht op basis van de gebruikte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het tenlastegelegde, te weten het beledigen van een ambtenaar in functie, wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
Dagvaarding III
3.5.1
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024128687, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 16).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 24 april 2024, voor zover inhoudende (p. 5):
Ik was op woensdag 24 april 2024, omstreeks 16:25 uur, bezig met de aanhouding van een verdachte die stond te bedelen en geen identiteitsbewijs kon tonen. Dit gebeurde op de Herman Costerstraat te 's-Gravenhage. Tijdens de aanhouding hoorde ik de verdachte zeggen: "Door jou heb ik 138 dagen moeten zitten, kankerhoer". Ik zag dat hij op dat moment in mijn richting keek. Er waren op dat moment burgers die in onze richting keken. Deze burgers moeten de belediging gehoord hebben.
Niet veel later zag en hoorde ik dat de verdachte begon te roggelen en in mijn richting spuugde. Ik hoorde dat de verdachte zei: "Ik heb een wond op mijn tong, dus ik spuug bloed". Na de eerste belediging hoorde ik de verdachte nog meerdere malen richting mij zeggen: Kankerhoer en kankerhoertje". Ook op die momenten keek de verdachte in mijn richting. Door de belediging voelde ik mij in goede eer en naam aangerand. Ik zag dat er meerdere burgers om ons heen stonden. Deze mensen moeten de beledigingen gehoord kunnen hebben.
2. Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 24 april 2024, voor zover inhoudende (p. 8 en 9):
Op woensdag 24 april 2024 was ik, verbalisant [naam 10] , agent van Politie Eenheid Den Haag, belast met een bikesurveillance in dienst van verzorgingsgebied De Heemstraat. Tijdens het wachten op vervoer werd de verdachte steeds onrustiger. Hij keek [naam 5] aan en zei tegen haar: "Door jou heb ik 38 dagen moeten zitten, kankerhoer." Op dit moment stonden er meerdere burgers om ons heen en was het aannemelijk dat ook zij deze belediging gehoord hadden.
Vervolgens zag ik dat de verdachte in de richting van [naam 5] spuugde. Ik zag dat het speeksel gemengd met bloed betrof. Ik zag dat het speeksel ongeveer 20 centimeter voor de schoenen van [naam 5] op de grond neerviel. Ik hoorde dat de verdachte zei: “Ik heb een wond op mijn tong, dus ik spuug bloed”.
Hierna hoorde ik dat de verdachte nog een aantal keer de termen "kankerhoer" en "kankerhoertje" zei. Op dit moment keek hij in de richting van collega [naam 5] .
3.5.2
Bewijsoverwegingen
Twee verbalisanten hebben op ambtseed verklaard dat de verdachte tegen verbalisant [naam 5] "Door jou heb ik 138/38 dagen moeten zitten, kankerhoer" heeft geschreeuwd en dat hij in haar richting heeft gespuugd. Door de verdediging is gesteld dat de verdachte niet meer weet of hij dat heeft geroepen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet in de richting van de verbalisant heeft gespuugd, maar naast zijn schoen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Door meerdere verbalisanten is beschreven dat verdachte in de richting van [naam 5] heeft gespuugd. Het spuwen in de richting van deze verbalisant wordt door de rechtbank als een belediging gekwalificeerd.
De rechtbank acht op basis van de gebruikte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het tenlastegelegde, te weten het beledigen van een ambtenaar in functie, wettig en overtuigend bewezen.
3.6
Dagvaarding IV
3.6.1
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024139243, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 27).
1. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 3 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 17 en 18):
Op vrijdag 3 mei 2024, omstreeks 09:25 uur bevonden wij, verbalisanten, ons in uniform gekleed en met noodhulpsurveillance belast, in een opvallend voertuig van de politie, op het Hobbemaplein te Den Haag.
Wij zagen daar een man lopen waarvan ons beiden ambtshalve bekend is dat hij een gebiedsverbod heeft voor deze locatie. Het Hobbemaplein valt onder zijn gebiedsverbod. Het gebiedsverbod is geldig van 3 april 2024 tot en met 3 juli 2024. Ik, verbalisant [naam 6] , heb de verdachte enkele weken geleden ook nog aangehouden op dezelfde locatie voor het overtreden van dit gebiedsverbod. Wij herkenden de verdachte beiden direct voor 100 procent bij het zien van de verdachte. Ik, verbalisant [naam 6] , stapte uit het voertuig en hield de verdachte direct aan ter zake het overtreden van zijn gebiedsverbod. Wij hoorden de verdachte hierna de ons bekende uitlatingen doen als:
''Jullie hebben niets beters te doen''
''Ga je moeder maar pesten''
'''Sukkels''.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 5, inclusief bijlagen t/m p. 14):
Ik, verbalisant, weet nog dat ik op maandag 8 april 2024, tussen 17.30 uur en 18.30 uur, de verdachte [verdachte] ook had verhoord voor het overtreden van betreffend gebiedsverbod. In het verhoor verklaarde [verdachte] dat hij het gebiedsverbod wel had gekregen, maar deze niet goed had gelezen. Hij verklaarde dat hij toch niet wist welke straten waar lagen.
Om [verdachte] duidelijk te maken waar hij wel en niet mocht komen, ten tijde van zijn gebiedsverbod, pakte ik het gebiedsverbod erbij en toonde ik hem waar hij wel en niet mocht komen. Dit deed ik, om herhaling van de overtreding te
voorkomen. Nadat ik [verdachte] uit had gelegd in welk gebied hij niet meer mocht komen, zei [verdachte] dat hij dit begreep. Voor het gebiedsverbod, welke ik, verbalisant, aan [verdachte] heb laten zien, verwijs ik naar de bijlage van dit proces-verbaal, met kenmerk 10729151.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting, voor zover inhoudende:
Het voornemen van het gebiedsverbod heeft mijn naam en handtekening, omdat ik die in detentie van mijn casemanager heb gekregen. Ik ben een keer eerder aangesproken op het overtreden van het gebiedsverbod. Ik was van plan om mij eraan te houden.
3.6.2
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit dat de verdachte het gebiedsverbod mogelijk niet heeft ontvangen en deze ook niet goed heeft begrepen. Daarom zou opzet aan de zijde van de verdachte ontbreken en dient hij te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daarover als volgt. In het procesdossier bevindt zich geen door de verdachte ondertekend gebiedsverbod. Wel bevindt het door hem ondertekende voornemen tot dat gebiedsverbod zich in het dossier. De verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat voornemen van zijn casemanager te hebben gekregen. Vervolgens heeft hij die getekend. Ook heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij eerder door agenten is aangesproken op het overtreden van het gebiedsverbod. Dat komt overeen met de verklaring van verbalisant [naam 11] , die verklaart dat hij het definitieve gebiedsverbod op 8 april 2024 met de verdachte heeft besproken en hem heeft uitgelegd waar hij niet mocht komen. De verdachte heeft daarop tegen hem aangegeven het gebiedsverbod te begrijpen. Op basis van die feiten en omstandigheden, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte wist van het gebiedsverbod dat hem was opgelegd. Dat het definitieve gebiedsverbod niet in het dossier zit, doet daar niet aan af. Door de verdediging is tijdens de terechtzitting aangevoerd dat er geen bezwaar tegen het voornemen is ingesteld. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het door de verdachte getekende voornemen daartoe, gelet op de voorgaande samenhangende feiten en omstandigheden, gelijk zal zijn aan de definitieve versie. Enige contra-indicaties voor dat uitgangspunt ontbreken. Dat betekent dat de verdachte opzettelijk het hem opgelegde gebiedsverbod heeft overtreden. De rechtbank oordeelt dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit is door de verdediging gesteld dat de verdachte niet meer weet of hij dat heeft geroepen. De rechtbank acht op basis van de op ambtseed opgemaakte verklaring van 3 mei 2024, betreffende een eigen waarneming van een ambtenaar in functie, het tenlastegelegde, te weten het beledigen van een ambtenaar in functie, wettig en overtuigend bewezen.
3.7.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Ten aanzien van dagvaarding I
1.
hij op 6 mei 2024 te 's-Gravenhage [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en verkrachting, door die
[naam 1]en die [naam 2] en die [naam 3] dreigend de woorden toe te voegen
- " ik ga je zusje verkrachten en haar gezicht verbranden en haar daarna vermoorden;
- ik ga je kankermoeder neuken;
- je gezicht is verbrand;
- je gaat branden;
- jullie gaan branden,
- wacht maar ik ga je doodmaken;
- ik ga je verbranden met hete kolen";
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 6 mei 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten
[naam 1], buitengewoon opsporingsambtenaar Gemeente Den Haag en [naam 2] , agent bij de eenheid Den Haag en [naam 3] , agent bij de eenheid Den Haag gedurende de rechtmatige uitoefening van
hunbediening, in
huntegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hunde woorden toe te voegen:
- " kankersukkel;
- kankerhoer";,
althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking;
Ten aanzien van dagvaarding II
hij op 3 april 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 4] , hoofdagent bij de Eenheid Den Haag, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: vieze vuile kankerhoer en kankerslet, althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking;
Ten aanzien van dagvaarding III
hij op 24 april 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 5] , politieagent eenheid Den Haag gedurende de rechtmatige uitoefening van
haarbediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "kankerhoer" en "door jou heb ik 138 dagen moeten zitten, kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking en in haar richting te spugen;
Ten aanzien van dagvaarding IV
1.
hij op 3 mei 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 10729151 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten art 172a van de gemeentewet, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente Den Haag, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen 3 april 2024 (09:00 uur) tot en met 3 juli 2024 (09:00 uur) niet mocht bevinden in/op Spui - Bierkade - Dunne Bierkade - Zuidwal - Hooftskade - Jacob Catsstraat - Hoefkade - Kaapseplein - Kaapstraat - Schalk Burgerstraat - Paul Krugerlaan - Delftselaan - Vaillantplein - Gerard Doustraat - Houtzagerssingel - Brouwersgracht - Prinsengracht - Jan Hendrikstraat - Riviervismarkt - Dagelijkse Groenmarkt - Buitenhof - Hofweg, door, zich op voornoemde datum om 09:25 uur op het Hobbemaplein, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
2.
hij op 3 mei 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [naam 6] (brigadier bij de Eenheid Den Haag) en [naam 7] (hoofdagent bij de Eenheid Den Haag), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "sukkels", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de bij dagvaarding II, III en IV onder 2 ten laste gelegde feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Daarvoor wijst de verdediging naar de stelling van de verdachte dat hij een kwetsbaar persoon is met psychische problemen en psychoses, waarvoor hij medicatie nodig had. Om die reden meent de verdediging dat de verdachte voor die feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een strafbare dader is.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat noch uit het dossier noch uit andere stukken is gebleken van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn. Bij gebrek aan onderbouwing wordt het verzoek om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging dan ook afgewezen.
Dat betekent dat de verdachte eveneens strafbaar is, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen ISD-maatregel dient te worden opgelegd. Subsidiair heeft zij verzocht om de ISD-maatregel geheel voorwaardelijk op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich binnen het tijdsbestek van ruim een maand viermaal schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie, zich eenmaal schuldig gemaakt aan bedreiging en heeft een gebiedsverbod overtreden. De verdachte is blijkens zijn strafblad van 7 augustus 2024 al vaker veroordeeld voor soortgelijke feiten en wegens vermogensdelicten, onder meer tot gevangenisstraffen.
Reclasseringsrapport
Uit het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, opgesteld door mevrouw [naam 12] op 25 juli 2024, blijkt dat bij de verdachte sprake is van een jarenlang delictpatroon aangaande vermogensdelicten. De reclassering acht het aannemelijk dat zijn middelengebruik een rol speelt tijdens zijn delictpleging. De reclassering ziet op vrijwel alle leefgebieden instabiliteit. Hoewel de verdacht sinds ongeveer een jaar huisvesting heeft bij Micasa ziet de reclassering dat niet als een beschermende factor, omdat hij in aanraking blijft komen met politie en justitie. Verder is de verdachte al jarenlang bekend met psychische- en verslavingsproblematiek. De verdachte lijkt zelf maar beperkt inzicht in zijn handelen te tonen. Hij heeft sinds een aantal jaren een zorgmachtiging, die momenteel loopt tot april 2025. Met deze zorgmachtiging is hij in het verleden regelmatig gedwongen opgenomen geweest om te stabiliseren. De reclassering geeft echter aan dat de verdachte op het moment dat het kan weer terugvalt in middelengebruik.
De reclassering acht een klinische behandeling noodzakelijk, maar niet binnen een eventueel voorwaardelijk kader, zoals de verdediging heeft bepleit. Dit omdat de verdachte zich in het verleden nog nooit heeft weten te conformeren aan bijzondere voorwaarden, vrijwel altijd direct uit beeld verdween bij de reclassering en hij in het huidig contact beperkt informatie gaf, ziet de reclassering geen kans van slagen binnen een voorwaardelijk kader. De verdachte is zeer beperkt responsief en daarnaast is de kans op recidive hoog.
Voldaan aan voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel?
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. De verdachte wordt thans veroordeeld voor strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde strafbare feiten zijn begaan nadat die straffen geheel ten uitvoer zijn gelegd. De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Uit zijn strafblad blijkt immers dat tegen de verdachte in de afgelopen vijf jaren meer dan tien processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf. Verder dient er, gezien het strafblad en het reclasseringsrapport waarin het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, ernstig rekening mee te worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, waarbij de veiligheid van personen of goederen in het geding is.
De raadsvrouw heeft zich nog op het standpunt gesteld dat er te weinig inzicht omtrent de persoon van de verdachte is en er geen behandelplan voorhanden is, zodat de gevorderde ISD-maatregel dient te worden afgewezen. Gelet op het uitgebreide reclasseringsrapport van 25 juli 2024, waarin op alle leefgebieden van de verdachte, zijn delictverleden en eerdere reclassering- en hulpverleningscontacten wordt ingegaan, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende inzicht in de situatie van de verdachte is om een ISD-maatregel te kunnen opleggen. Een reeds opgesteld behandelplan is daarvoor geen vereiste.
Oplegging van een ISD-maatregel
Oplegging van de ISD-maatregel is dus mogelijk. De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld, is of dat in dit geval noodzakelijk is. Voorop staat dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van een verdachte. Het is – zeker in onvoorwaardelijke vorm – evenwel een uiterst middel, waartoe in beginsel slechts wordt besloten indien alle reële mogelijkheden voor hulpverlening zijn uitgeput. De rechtbank constateert dat de verdachte steeds weer overlast en schade veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten. De herhaaldelijke oplegging van straffen, ook met bijzondere voorwaarden, heeft niet geleid tot gedragsverandering bij de verdachte. Een voorwaardelijk kader – zoals door de raadsvrouw subsidiair is verzocht – acht de rechtbank ontoereikend om het recidiverisico in te dammen. Uit het reclasseringsadvies blijkt immers dat er sprake is van ernstige en langdurige verslavingsproblematiek waar de verdachte telkens weer in terugvalt, met het plegen van delicten tot gevolg. Bovendien ziet de reclassering geen beschermende factoren voor de verdachte. De rechtbank acht een voorwaardelijk kader dan ook niet reëel.
Omdat de verdachte misdrijven blijft plegen en er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij dat opnieuw zal doen, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk ter beveiliging van de maatschappij en om de recidive van de verdachte te beëindigen. Met de ISD-maatregel wordt bewerkstelligd dat door de verdachte tijdens zijn vrijheidsbeneming geen soortgelijke strafbare feiten kunnen worden gepleegd. Binnen het ISD-kader kan opnieuw ingezet worden op diagnostiek en behandeling en in ieder geval gezocht worden naar mogelijkheden om de verslavings- en andersoortige problematiek van de verdachte op te lossen, zodat het recidiverisico wordt verminderd. Gelet op de kennelijk hardnekkige problematiek van de verdachte zal de rechtbank ter optimale bescherming van de maatschappij en om de oplossing van de problematiek van de verdachte alle kansen te geven, de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren. Een ISD-maatregel van kortere duur acht de rechtbank ontoereikend. De tijd die de verdachte vóór tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten, zal de rechtbank niet aftrekken van de duur van de maatregel.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 38m, 38n, 57, 184, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I, II, III en IV ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.7 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, met parketnummer 09/153888-24:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met verkrachting, meermalen gepleegd;
feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van dagvaarding II, met parketnummer 09/114256-24:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van dagvaarding III, met parketnummer 09/140636-24:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van dagvaarding IV, met parketnummer 09/151018-24:
feit 1:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
legt aan de verdachte op:
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht
nietbij de tenuitvoerlegging van deze maatregel in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.H.J. Doornink, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 augustus 2024.