ECLI:NL:RBDHA:2024:13537
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Polen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit werd genomen door de minister van Asiel en Migratie, die zich in deze zaak liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. L. Verhaegh.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 2 juli 2024, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. O.C. Bondam, en een tolk, P. Cuijpers, aanwezig was. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.24980, behandeld.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, en is op 11 juli 2024 openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.