Overwegingen
1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht voor de behandeling van het beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiseres overgelegde formulier heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van de betaling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
2. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover van belang, bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Eiseres heeft in haar beroepschrift van 19 april 2024 geen gronden vermeld. De rechtbank heeft eiseres daarom bij bericht van 25 april 2024 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van 14 dagen, uiterlijk op 9 mei 2024. Eiseres heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Van eiseres zijn op 10 mei 2024 gronden ontvangen. De rechtbank stelt vast dat zij op grond van artikel 2.4 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbankeneen termijn van vier weken had moeten stellen om het verzuim te herstellen. Er is echter een kortere termijn van twee weken gesteld, omdat de rechtbank het beroep van eiseres ten onrechte had aangemerkt als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of een bezwaarschrift. Nu eiseres binnen een termijn van vier weken de beroepsgronden heeft ingediend, is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
3. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 2006 en de Ghanese nationaliteit te hebben. Referent stelt de vader te zijn van eiseres. Op 21 juli 2022 heeft referent een aanvraag ingediend voor een mvv voor eiseres met het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’.
4. Bij besluit van 23 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres hiertegen kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder stelt onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 oktober 2022 dat niet is aangetoond dat referent juridisch ouder is van eiseres.Daarnaast overweegt verweerder dat een groot aantal van de stukken waar verweerder bij zijn brief van 14 december 2022 om heeft verzocht, niet door eiseres zijn ingediend. Daarbij heeft eiseres niet verklaard waarom deze documenten ontbreken. Verder overweegt verweerder dat de door eiseres overgelegde gelegaliseerde geboorteakte tardief is geregistreerd en dat eiseres niet heeft toegelicht waarom deze registratie tardief is. De familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent is niet aangetoond en er wordt ook geen nader onderzoek door verweerder aangeboden. Daarnaast is niet aangetoond dat eiseres onder het rechtmatig gezag van referent staat. Ook vindt verweerder dat de identiteit van eiseres onvoldoende is aangetoond.
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertegen het volgende aan. Het is geen vereiste dat de juridische familierechtelijke relatie aannemelijk wordt gemaakt. Daarnaast is de familierechtelijke relatie aannemelijk gemaakt, omdat eiseres meer dan voldoende documenten, verklaringen en foto’s heeft overgelegd waaruit blijkt dat referent de vader is van eiseres. Eiseres heeft een gelegaliseerde geboorteakte overgelegd waarmee wordt aangetoond dat referent de vader van eiseres is. Het komt wel vaker voor in Ghana dat een geboorteakte tardief wordt geregistreerd. Verder had verweerder nader onderzoek, zoals een DNA-onderzoek, moeten aanbieden om de familierechtelijke relatie aan te tonen. Daarnaast is de identiteit van eiseres voldoende aangetoond, nu een paspoort van eiseres is overgelegd. Tot slot heeft verweerder ten onrechte afgezien van de verplichting om eiseres te horen in bezwaar.
6. De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat het geen vereiste is om de juridische familierechtelijke relatie aan te tonen. Uit artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) volgt namelijk dat de verblijfsvergunning regulier met de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ wordt verleend aan het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon (de referent) dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat.
7. Het betoog van eiseres dat zij voldoende informatie en documenten heeft overgelegd en dat zij daarmee voldoende heeft aangetoond dat zij een familierechtelijke relatie heeft met referent, slaagt eveneens niet. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij zijn brief van 14 december 2022 onder meer om de volgende informatie en documenten heeft verzocht:
- de reden waarom de geboorteakte tardief is geregistreerd;
- een gelegaliseerde kopie van een WAEC-geregistreerd getuigschrift;
- overige getuigschriften;
- een doopakte;
- een identiteitskaart of een schoolpas,
- schoolrapporten van de gehele schoolperiode,
- adressen en routebeschrijvingen van alle plaatsen waar eiseres heeft gewoond;
- adressen en routebeschrijving van alle door eiseres bezochten scholen;
- een toelichting over de geboorteplaats van eiseres;
- een bewijsstuk waaruit blijkt dat eiseres naar Ghanees gewoonterecht is erkend;
- een bewijsstuk waaruit blijkt dat referent (mede) het gezag heeft over eiseres.
8. Met uitzondering van twee schoolrapporten, is niet gebleken dat eiseres de bovenstaande informatie en documenten heeft overgelegd. In dat verband wordt vastgesteld dat eiseres noch in de aanvraagfase, noch in de bezwaar- en beroepsprocedure, een toelichting heeft gegeven waarom deze informatie en documenten niet door haar zijn overgelegd. Verweerder heeft in de door eiseres ingediende gelegaliseerde geboorteakte eveneens geen aanleiding hoeven zien om te concluderen dat de familierechtelijke relatie van eiseres met referent is aangetoond. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt namelijk dat legalisatie slechts strekt tot bevestiging van de formele echtheid van een document en niet tot het bieden van uitsluitsel over de juistheid van de inhoud ervan.Bovendien heeft eiseres niet toegelicht waarom de geboorteakte tardief is geregistreerd, terwijl verweerder daarover in zijn brief van 14 december 2022 wel een vraag heeft gesteld. De enkele stelling in beroep van eiseres dat het wel vaker voorkomt dat geboorteaktes in Ghana tardief worden geregistreerd, is door haar niet onderbouwd. Voor zover verweerder heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 oktober 2022 waar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet is aangetoond dat referent juridisch ouder is van eiseres, heeft eiseres niet onderbouwd dat verweerder deze uitspraak niet mag volgen. Ook is niet gebleken dat referent na de uitspraak van 20 oktober 2022 stappen heeft ondernomen om alsnog juridisch ouder van eiseres te worden. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen overwegen dat de familierechtelijke relatie van eiseres met referent niet is aangetoond.
9. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte overwogen dat niet is aangetoond dat eiseres onder het rechtmatig gezag van referent staat. Bij zijn brief van 14 december 2022 heeft verweerder aan eiseres verzocht om een bewijsstuk in te dienen waaruit blijkt dat referent het gezag heeft over eiseres. In het primaire besluit staat dat een zogenaamde “
custody order” moet worden overgelegd van een Family Tribunal (artikel 43 van de Children’s Act). Eiseres heeft dit document niet overgelegd en zij heeft eveneens geen toelichting gegeven waarom zij dit document niet heeft overgelegd.
10. Op basis van WI 2020/16 biedt verweerder in beginsel nader onderzoek aan als de vreemdeling afdoende verklaart waarom het ontbreken van officiële documenten hem niet toe te rekenen is, of als hij substantiële indicatieve documenten heeft overgelegd. De rechtbank vindt deze gedragslijn van verweerder niet onredelijk. Verweerder heeft in dit geval kunnen afzien van het aanbieden van nader onderzoek, omdat eiseres een grote hoeveelheid informatie en documenten niet heeft verstrekt en zij ook geen toelichting hiervoor heeft gegeven. Het aanbieden van een DNA-onderzoek om het biologisch ouderschap van referent te kunnen vaststellen, heeft in dit geval bovendien geen zin. Als het biologisch ouderschap van referent zou vaststaan, is immers nog steeds niet aangetoond dat referent ook rechtmatig gezag over eiseres heeft.
11. Nu niet is aangetoond dat sprake is van een familierechtelijke relatie van eiseres met referent én niet is aangetoond dat eiseres onder het ouderlijk gezag van referent staat, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de beroepsgrond over de identiteit van eiseres.
12. Verweerder heeft kunnen afzien van het horen van eiseres in bezwaar. Met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan verweerder van het horen slechts afzien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. Hiervan was in dit geval sprake, nu eiseres ook in bezwaar geen objectief verifieerbare bewijsstukken heeft verstrekt waarmee wordt aangetoond dat sprake is van een familierechtelijke relatie met referent en dat eiseres onder het ouderlijk gezag staat van referent. Ook heeft eiseres in bezwaar niet toegelicht waarom deze bewijsstukken ontbreken. Verweerder heeft daarom het bezwaar kennelijk ongegrond kunnen verklaren.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.