ECLI:NL:RBDHA:2024:13556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.17406
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van familierechtelijke relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) kennelijk ongegrond was verklaard. Eiseres, een Ghanese, heeft een aanvraag ingediend voor een mvv met het doel verblijf als familie- of gezinslid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond heeft verklaard, omdat niet is aangetoond dat de referent, die zich als haar vader heeft gepresenteerd, juridisch ouder is van eiseres. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de familierechtelijke relatie niet voldoende is aangetoond en dat er geen rechtmatig gezag van de referent over eiseres is aangetoond. Eiseres heeft aangevoerd dat de familierechtelijke relatie niet hoeft te worden aangetoond en dat de minister nader onderzoek had moeten aanbieden, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister niet onterecht heeft afgezien van het horen van eiseres in bezwaar, omdat er geen objectieve bewijsstukken zijn overgelegd die de familierechtelijke relatie aantonen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de proceskosten niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17406

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van de ten behoeve van haar ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 augustus 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam] (referent) en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep
1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht voor de behandeling van het beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiseres overgelegde formulier heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van de betaling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
2. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover van belang, bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Eiseres heeft in haar beroepschrift van 19 april 2024 geen gronden vermeld. De rechtbank heeft eiseres daarom bij bericht van 25 april 2024 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van 14 dagen, uiterlijk op 9 mei 2024. Eiseres heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Van eiseres zijn op 10 mei 2024 gronden ontvangen. De rechtbank stelt vast dat zij op grond van artikel 2.4 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken [1] een termijn van vier weken had moeten stellen om het verzuim te herstellen. Er is echter een kortere termijn van twee weken gesteld, omdat de rechtbank het beroep van eiseres ten onrechte had aangemerkt als een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag of een bezwaarschrift. Nu eiseres binnen een termijn van vier weken de beroepsgronden heeft ingediend, is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Feiten en omstandigheden
3. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 2006 en de Ghanese nationaliteit te hebben. Referent stelt de vader te zijn van eiseres. Op 21 juli 2022 heeft referent een aanvraag ingediend voor een mvv voor eiseres met het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’.
4. Bij besluit van 23 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres hiertegen kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder stelt onder verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 oktober 2022 dat niet is aangetoond dat referent juridisch ouder is van eiseres. [2] Daarnaast overweegt verweerder dat een groot aantal van de stukken waar verweerder bij zijn brief van 14 december 2022 om heeft verzocht, niet door eiseres zijn ingediend. Daarbij heeft eiseres niet verklaard waarom deze documenten ontbreken. Verder overweegt verweerder dat de door eiseres overgelegde gelegaliseerde geboorteakte tardief is geregistreerd en dat eiseres niet heeft toegelicht waarom deze registratie tardief is. De familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent is niet aangetoond en er wordt ook geen nader onderzoek door verweerder aangeboden. Daarnaast is niet aangetoond dat eiseres onder het rechtmatig gezag van referent staat. Ook vindt verweerder dat de identiteit van eiseres onvoldoende is aangetoond.
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertegen het volgende aan. Het is geen vereiste dat de juridische familierechtelijke relatie aannemelijk wordt gemaakt. Daarnaast is de familierechtelijke relatie aannemelijk gemaakt, omdat eiseres meer dan voldoende documenten, verklaringen en foto’s heeft overgelegd waaruit blijkt dat referent de vader is van eiseres. Eiseres heeft een gelegaliseerde geboorteakte overgelegd waarmee wordt aangetoond dat referent de vader van eiseres is. Het komt wel vaker voor in Ghana dat een geboorteakte tardief wordt geregistreerd. Verder had verweerder nader onderzoek, zoals een DNA-onderzoek, moeten aanbieden om de familierechtelijke relatie aan te tonen. Daarnaast is de identiteit van eiseres voldoende aangetoond, nu een paspoort van eiseres is overgelegd. Tot slot heeft verweerder ten onrechte afgezien van de verplichting om eiseres te horen in bezwaar. [3]
Oordeel rechtbank
6. De rechtbank volgt niet de stelling van eiseres dat het geen vereiste is om de juridische familierechtelijke relatie aan te tonen. Uit artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) volgt namelijk dat de verblijfsvergunning regulier met de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ wordt verleend aan het minderjarige biologische of juridische kind van de hoofdpersoon (de referent) dat onder het rechtmatige gezag van die hoofdpersoon staat.
7. Het betoog van eiseres dat zij voldoende informatie en documenten heeft overgelegd en dat zij daarmee voldoende heeft aangetoond dat zij een familierechtelijke relatie heeft met referent, slaagt eveneens niet. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij zijn brief van 14 december 2022 onder meer om de volgende informatie en documenten heeft verzocht:
  • de reden waarom de geboorteakte tardief is geregistreerd;
  • een gelegaliseerde kopie van een WAEC-geregistreerd getuigschrift;
  • overige getuigschriften;
  • een doopakte;
  • een identiteitskaart of een schoolpas,
  • schoolrapporten van de gehele schoolperiode,
  • adressen en routebeschrijvingen van alle plaatsen waar eiseres heeft gewoond;
  • adressen en routebeschrijving van alle door eiseres bezochten scholen;
  • een toelichting over de geboorteplaats van eiseres;
  • een bewijsstuk waaruit blijkt dat eiseres naar Ghanees gewoonterecht is erkend;
  • een bewijsstuk waaruit blijkt dat referent (mede) het gezag heeft over eiseres.
8. Met uitzondering van twee schoolrapporten, is niet gebleken dat eiseres de bovenstaande informatie en documenten heeft overgelegd. In dat verband wordt vastgesteld dat eiseres noch in de aanvraagfase, noch in de bezwaar- en beroepsprocedure, een toelichting heeft gegeven waarom deze informatie en documenten niet door haar zijn overgelegd. Verweerder heeft in de door eiseres ingediende gelegaliseerde geboorteakte eveneens geen aanleiding hoeven zien om te concluderen dat de familierechtelijke relatie van eiseres met referent is aangetoond. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt namelijk dat legalisatie slechts strekt tot bevestiging van de formele echtheid van een document en niet tot het bieden van uitsluitsel over de juistheid van de inhoud ervan. [4] Bovendien heeft eiseres niet toegelicht waarom de geboorteakte tardief is geregistreerd, terwijl verweerder daarover in zijn brief van 14 december 2022 wel een vraag heeft gesteld. De enkele stelling in beroep van eiseres dat het wel vaker voorkomt dat geboorteaktes in Ghana tardief worden geregistreerd, is door haar niet onderbouwd. Voor zover verweerder heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 oktober 2022 waar de rechtbank heeft geoordeeld dat niet is aangetoond dat referent juridisch ouder is van eiseres, heeft eiseres niet onderbouwd dat verweerder deze uitspraak niet mag volgen. Ook is niet gebleken dat referent na de uitspraak van 20 oktober 2022 stappen heeft ondernomen om alsnog juridisch ouder van eiseres te worden. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen overwegen dat de familierechtelijke relatie van eiseres met referent niet is aangetoond.
9. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte overwogen dat niet is aangetoond dat eiseres onder het rechtmatig gezag van referent staat. Bij zijn brief van 14 december 2022 heeft verweerder aan eiseres verzocht om een bewijsstuk in te dienen waaruit blijkt dat referent het gezag heeft over eiseres. In het primaire besluit staat dat een zogenaamde “
custody order” moet worden overgelegd van een Family Tribunal (artikel 43 van de Children’s Act). Eiseres heeft dit document niet overgelegd en zij heeft eveneens geen toelichting gegeven waarom zij dit document niet heeft overgelegd.
10. Op basis van WI 2020/16 biedt verweerder in beginsel nader onderzoek aan als de vreemdeling afdoende verklaart waarom het ontbreken van officiële documenten hem niet toe te rekenen is, of als hij substantiële indicatieve documenten heeft overgelegd. De rechtbank vindt deze gedragslijn van verweerder niet onredelijk. Verweerder heeft in dit geval kunnen afzien van het aanbieden van nader onderzoek, omdat eiseres een grote hoeveelheid informatie en documenten niet heeft verstrekt en zij ook geen toelichting hiervoor heeft gegeven. Het aanbieden van een DNA-onderzoek om het biologisch ouderschap van referent te kunnen vaststellen, heeft in dit geval bovendien geen zin. Als het biologisch ouderschap van referent zou vaststaan, is immers nog steeds niet aangetoond dat referent ook rechtmatig gezag over eiseres heeft.
11. Nu niet is aangetoond dat sprake is van een familierechtelijke relatie van eiseres met referent én niet is aangetoond dat eiseres onder het ouderlijk gezag van referent staat, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de beroepsgrond over de identiteit van eiseres.
12. Verweerder heeft kunnen afzien van het horen van eiseres in bezwaar. Met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan verweerder van het horen slechts afzien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. Hiervan was in dit geval sprake, nu eiseres ook in bezwaar geen objectief verifieerbare bewijsstukken heeft verstrekt waarmee wordt aangetoond dat sprake is van een familierechtelijke relatie met referent en dat eiseres onder het ouderlijk gezag staat van referent. Ook heeft eiseres in bezwaar niet toegelicht waarom deze bewijsstukken ontbreken. Verweerder heeft daarom het bezwaar kennelijk ongegrond kunnen verklaren.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 augustus 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Staatscourant 2023, 32442.
2.Met het kenmerk ECLI:NL:RBZWB:2022:6134.
3.In dat verband verwijst eiseres naar de Werkinstructie 2020/16 ‘Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM’ en naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 september 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ9959.