ECLI:NL:RBDHA:2024:13570
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 14 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 4 juni 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan vertrouwen op de Duitse autoriteiten vanwege discriminatie en racisme, en dat hij in Duitsland niemand heeft die hem kan bijstaan. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Duitsland heeft een verzoek om terugname aanvaard, en de rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Duitsland onevenredig hard zouden maken.
De rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen bescherming kan vragen van de Duitse autoriteiten en dat er geen structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Duitsland zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 7 juni 2024.