ECLI:NL:RBDHA:2024:13571
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek, conform de Dublinverordening. Dit besluit werd genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. E.H.J.M. de Bonth.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 4 juni 2024, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. C.T.W. van Dijk, en een tolk, K. Ghanmi, aanwezig was. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.21182, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in die zaak op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in deze zaak verviel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 juni 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.