ECLI:NL:RBDHA:2024:13574
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL24.25215 en NL24.25218. Verzoekers, die asiel hebben aangevraagd, hebben tegen de besluiten van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. De minister had op 18 juni 2024 besloten om de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De zitting vond plaats op 2 juli 2024, waar verzoekers, bijgestaan door hun gemachtigde mr. A.E.M. de Vries, aanwezig waren. De minister werd vertegenwoordigd door mr. L. Verhaegh. Tijdens de zitting is ook een tolk, L. Ileri, verschenen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de aanverwante zaken NL24.25214 en NL24.25217.
Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 juli 2024, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.