Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die was opgelegd aan eiser, een persoon van Djiboutiaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 11 juli 2024, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De minister had op 19 juli 2024 de maatregel van bewaring opgeheven, omdat bleek dat eiser een EU/EER-onderdaan was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beoordeling zich beperkte tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring was opgeheven. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser had tijdens het verhoor aangegeven gebruik te willen maken van een advocaat, maar later verklaard geen behoefte te hebben aan bijstand van een raadsman. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een gebrek in het recht op rechtsbijstand.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was geweest en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 augustus 2024, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.