ECLI:NL:RBDHA:2024:13657
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in asielzaak na niet-tijdige beslissing
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Sewnath, had op 14 december 2023 beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Op 19 december 2023 heeft de Staatssecretaris alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ingetrokken. De verzoeker heeft de rechtbank verzocht om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank overweegt dat het mogelijk is om een partij de proceskosten van de tegenpartij te laten betalen. De Staatssecretaris heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van de verzoeker om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris aan de verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een besluit op de aanvraag te nemen, en heeft daarom de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de verzoeker van licht gewicht is, aangezien het enkel gaat om de vraag of de beslistermijn is overschreden. Er zijn verder geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 april 2024.