Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie aan eiser is opgelegd. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 augustus 2024, waarin hem de maatregel van bewaring werd opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 23 augustus 2024, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemend gemachtigde en een tolk aanwezig was. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de gronden van de bewaring beoordeeld en vastgesteld dat eiser onder de in de wet genoemde categorie vreemdelingen valt. Eiser had geen rechtmatig verblijf, aangezien zijn asielaanvraag op 3 mei 2023 buiten behandeling was gesteld en hij een terugkeerbesluit en inreisverbod voor twee jaar had gekregen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had gesteld dat een minder dwingende maatregel niet doeltreffend zou zijn en dat er voldoende zicht op uitzetting naar Algerije was. Eiser had niet voldaan aan zijn vertrekplicht en was eerder veroordeeld voor misdrijven. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, met A.J. van Bruggen als griffier.