ECLI:NL:RBDHA:2024:13731
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet-tijdig beslissen op mvv-aanvraag
In deze zaak heeft verzoekster op 16 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, ingediend op 12 december 2023. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 16 augustus 2024 de aanvraag van verzoekster ingewilligd. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en verzoekster geheel is tegemoetgekomen, is het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft bepaald dat de minister het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187 moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 augustus 2024.