ECLI:NL:RBDHA:2024:13732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.40796 en NL23.40795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stelling van asielaanvragen en terugkeerbesluiten van Nigeriaanse eisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvragen van Nigeriaanse eisers. De eisers, die op 20 december 2022 Nederland met onbekende bestemming hebben verlaten, hebben in Frankrijk asiel aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie heeft op 21 juli 2023 de asielaanvragen van eisers buiten behandeling gesteld en hen terugkeerbesluiten zonder vertrektermijn en inreisverboden voor twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft eerder op 13 oktober 2023 de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 mei 2024 het hoger beroep van eisers gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Tijdens de zitting op 16 augustus 2024 heeft de rechtbank de beroepen inhoudelijk behandeld. De rechtbank oordeelde dat de minister de asielaanvragen terecht buiten behandeling had gesteld, omdat eisers niet binnen de gestelde termijn contact hadden opgenomen met de autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen belang meer hadden bij de openstaande asielaanvragen, aangezien zij Nederland hadden verlaten en de overdrachtstermijn was verstreken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de minister niet ten onrechte had gesteld dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvragen, ondanks een kennelijke misslag in de bestreden besluiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geoordeeld dat de opgelegde terugkeerbesluiten en inreisverboden rechtmatig zijn. De rechtbank heeft bepaald dat de proceskosten van eisers niet door de minister hoeven te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.40796 en NL23.40795

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer 1]
[eiseres], eiseres,
V-nummer: [V-nummer 2]
mede namens hun minderjarige kind
[minderjarige](V-nummer: [V-nummer 3] )
samen: eisers
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij twee afzonderlijke besluiten van 21 juli 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers buiten behandeling gesteld. Verweerder heeft ook aan eisers terugkeerbesluiten zonder vertrektermijn en inreisverboden voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Bij mondelinge uitspraak van 13 oktober 2023 heeft deze rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard. [1]
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak [2] van 1 mei 2024 het door eisers ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank van 13 oktober 2023 vernietigd en de zaken terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 augustus 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben de gemachtigden van eisers en verweerder deelgenomen.

Overwegingen

1. Eisers stellen de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 3 november 2020 een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft, mede namens haar minderjarige dochter, op 25 augustus 2022 een asielvraag ingediend.
2. Verweerder heeft in de bestreden besluiten van 21 juli 2023 de asielaanvragen van eisers buiten behandeling gesteld. Eisers zijn op 20 december 2022 met onbekende bestemming vertrokken. Ze hebben vervolgens in Frankrijk asiel aangevraagd. Eisers zouden door de Franse autoriteiten op 29 juni 2023 gecontroleerd worden overgedragen aan Nederland, maar zij zaten niet aan boord van de geplande vlucht. Eisers zijn ook niet zelfstandig naar Nederland gereisd en hebben zich niet gemeld in Ter Apel. Omdat eisers het Nederlandse grondgebied hebben verlaten, concludeert verweerder dat eisers geen belang meer hechten aan de openstaande asielaanvraag in Nederland. Bovendien is de overdrachtstermijn verstreken en is Frankrijk verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvragen. Verweerder heeft aan eisers terugkeerbesluiten zonder vertrektermijn opgelegd en inreisverboden voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
3. In hoger beroep heeft de Afdeling geoordeeld dat eisers belang hadden bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep tegen de inreisverboden en de terugkeerbesluiten. Dit omdat de gemachtigde contact had met de vreemdelingen tijdens het onderzoek bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 1 mei 2024 geoordeeld dat eisers belang hadden bij een inhoudelijke beoordeling van de ingestelde beroepen tegen de aan hen opgelegde terugkeerbesluiten en inreisverboden. Ook op het moment van het sluiten van het onderzoek op 16 augustus 2024 was dat procesbelang nog aanwezig, mede gelet op het feit dat eisers inmiddels in Nederland in een asielzoekerscentrum verblijven. De rechtbank komt dan ook toe aan de inhoudelijke beoordeling van de beroepen van eisers.
5. Verweerder kan een asielaanvraag buiten behandeling stellen als de vreemdeling is verdwenen of zonder toestemming van verweerder is vertrokken en hierover toerekenbaar niet binnen een termijn van twee weken contact heeft opgenomen met de bevoegde autoriteiten. [3]
6. Tijdens de zitting heeft verweerder meegedeeld dat de bestreden besluiten een kennelijke misslag bevatten. In de bestreden besluiten is abusievelijk opgenomen dat de overdrachtstermijn is verstreken en dat Frankrijk verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvragen. Verweerder heeft tijdens de zitting toegelicht dat het te voorbarig is om te stellen dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. Er is geen onderzoek geweest naar de verantwoordelijkheid van Frankrijk. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers bij verweerder ligt.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de asielaanvragen van eisers terecht buiten behandeling gesteld. Uit gegevens van het COa [4] blijkt dat eisers op 20 december 2022 met onbekende bestemming zijn vertrokken. Dit wordt niet bestreden door eisers. Eisers zijn door verweerder in het voornemen van 22 mei 2023 in de gelegenheid gesteld om tot en met 5 juni 2023 contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten. Bij zienswijze van 5 juni 2023 is door de gemachtigde van eisers meegedeeld dat eisers in Frankrijk verblijven en dat zij wachten op overdracht terug naar Nederland. Op 6 juni 2023 heeft verweerder aangekondigd dat eisers gecontroleerd worden overgedragen aan Nederland op 29 juni 2023. Eisers zaten niet aan boord van de geplande vlucht. Niet is gebleken dat eisers of de gemachtigde van eisers contact hebben opgenomen met verweerder over de reden hiervan. Het lag op de weg van eisers om contact op te nemen met verweerder, dan wel met hun gemachtigde. De stelling van gemachtigde op zitting dat hij contact heeft gehad met verweerder over de situatie van eisers, is te algemeen: daarmee is niet duidelijk gemaakt dat eisers of hun gemachtigde voorafgaand aan de bestreden besluiten met verweerder contact hebben opgenomen en uitleg hebben gegeven waarom zij niet aan boord waren tijdens de geplande vlucht.
8. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder de buiten behandeling gestelde aanvragen nu alsnog in behandeling moet nemen. Eisers menen dat zij belang hebben bij een inhoudelijke behandeling van de asielaanvragen nu ze weer in Nederland zijn. De rechtbank volgt dit niet. Dat eisers een belang hebben bij de beoordeling van hun beroepen, betekent op zichzelf niet dat verweerder had moeten terugkomen op de bestreden besluiten. Verweerder heeft met het buiten behandeling stellen van de asielaanvragen van eisers geen inhoudelijke beslissing genomen op deze aanvragen. Eisers hebben op 2 augustus 2024 nieuwe asielaanvragen ingediend. Deze aanvragen worden alsnog inhoudelijk behandeld. Dat eisers belang hebben bij een eerdere ingangsdatum van hun asielaanvragen, doet niets af aan de rechtmatigheid van de beslissing om de asielaanvraag van eiser van 3 november 2020 en die van eiseres van 25 augustus 2022 buiten behandeling te stellen.
9. Dit brengt met zich dat verweerder terecht terugkeerbesluiten met een onmiddellijke vertrekplicht [5] heeft opgelegd en terecht inreisverboden [6] voor de duur van twee jaar heeft uitgevaardigd. De abusievelijk in de bestreden besluiten opgenomen passage dat Frankrijk verantwoordelijk is geworden en de overdrachtstermijn is verstreken, staat daaraan niet in de weg.
10. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
11. Verweerder hoeft de proceskosten van eisers niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 26 augustus 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
5.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw.
6.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.