Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster 1] en [verzoekster 2], verzoeksters
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben verzoeksters, als gezinsleden, afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, ingediend op 18 oktober 2022. De rechtbank heeft op 27 augustus 2024 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, onder zaaknummers NL24.5272 en NL24.5107. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, was de verweerder in deze procedure.
De verzoeksters hebben op 12 februari 2024 beroep ingesteld omdat er niet tijdig op hun aanvragen was beslist. Op 7 maart 2024 heeft de minister de asielaanvragen ingewilligd. Verzoeksters hebben vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er samenhang is tussen de zaken van verzoeksters, aangezien zij gezamenlijk zijn ingereisd en gelijktijdig hun aanvragen hebben ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de geldende termijn op de aanvragen heeft beslist en dat hij geheel aan de beroepen van verzoeksters tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten, gebaseerd op de samenhang tussen de ingediende beroepen en de toepasselijke artikelen van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).