Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 5 april 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 21 augustus 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 24 april 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek heeft tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er in dit geval geen sprake is van een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat de ingebrekestelling door verzoeker prematuur was ingediend.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van verzoeker op 26 oktober 2023 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden is verlengd door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3. Hierdoor eindigde de beslistermijn voor verzoeker op 26 juli 2024. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister van Asiel en Migratie verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker, maar dat de proceskostenveroordeling niet kan worden toegewezen.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, en deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van S. Mohandes, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.